Schepenwijzer Historische Bedrijfsvaartuigen

Deze Schepenwijzer helpt je de weg te vinden in de vele scheepstypen en benamingen in de grootste vloot historische bedrijfsvaartuigen ter wereld. Volledig is hij niet, dat zou een bijna onmogelijke opgave zijn. Want we praten over voormalige vrachtschepen, vissersschepen en andere beroepsvaartuigen, over zeil- en motorschepen en over streekgebonden scheepstypen. Ook had iedere schipper die opdracht gaf voor de bouw van een schip zijn eigen eisen. Maar voor een eerste oriëntatie is de Schepenwijzer zeker bruikbaar. Lees hem wel met een korreltje zout want bijv. alle genoemde lengtes zijn indicatief en hebben we het over de situatie van pakweg honderd jaar geleden.

Zeeschepen zijn buiten beschouwing gelaten, aan de schepen die onze binnenwateren en zeegaten bevoeren hebben we al de handen vol.

Een overzicht

Klik op de foto of tekening voor een vergroting

Vrachtschepen

Kenmerkend voor vrachtschepen is dat ze meestal smal zijn ten opzichte van hun lengte want vaak is sluisbreedte een beperking. Ze hebben een platte bodem om de volledige waterdiepte te benutten en het drijfvermogen wordt zoveel mogelijk gebruikt om lading te torsen.

Zeilende vrachtschepen

Tjalk (veel typen), skûtsje, boltjalk, boeierschuit, poon

Deze tjalk-achtigen hebben een kromme voorstevenbalk en een ronde kop en kont die boven dek terugvallen. Lengte van 12-25 m. Het was in aantal verreweg de grootste categorie zeilende vrachtvaartuigen. Je kwam ze tegen van de kleinste vaarten en plassen tot  op zee, afhankelijk van grootte en bouwwijze uiteraard.

 

 

Aken: Hasselteraak, IJsselaak, zandaak, rietaak, Hagenaar

Aken hebben veelal geen voorstevenbalk en een relatief platte kop en kont die niet terugvallen boven dek. Ze zijn zo’n 12 tot 25 m lang. Veelal streekgebonden typen voor de binnenwateren.

 

 

Klipper, klipperaak

De klipper heeft een uitwaaierende kop en een flauw uit het water oplopende (= in schipperstaal: ‘geveegde’) kont. Het roer is ‘doorgestoken’ d.w.z. dat het onder de kont zit. Lengte van pakweg 20 tot 40 m. Veelal gebezigd op de rivieren en grote wateren.
De klipperaak heeft – what’s in a name? – een klipperkop en een akenkont.

 

 

Steilsteven

Dit scheepstype ontleent de naam aan de verticale voorsteven, heeft een volle, ronde kont en een lengte van 20 tot 30 m. Directe familie zijn de kraak en de Friese maatkast maar die hebben een (tamelijk steile) geveegde kont.

 

 

 

 

Westlander

Een relatief lang, smal en laag scheepstype met een schuin oplopende rechte voorstevenbalk. Gebouwd voor de dagvaart in het Westland en 10 tot 18 m lang. Westlanders werden ook vaak op de hand voortbewogen, bijv. geboomd.
Het is de meest bekende van andere verwante kleine scheepjes van het type ‘bok’.

 

 

Motorvrachtschepen

Luxe Motor(schip)

Dit type motorschip heeft een verticale voorsteven, een geveegde kont en een doorgestoken roer. Lengte 20 tot 50 m. Werden gebouwd vanaf ca 1920. De motor (onafhankelijkheid van de wind), een stuurhuis met stuurwiel en een vaak comfortabel schippersverblijf was een enorme verbetering van de arbeidsomstandigheden aan boord. Vandaar dat het type schip al snel de naam ‘Luxe Motor’ verdiende.

Luxe Motor.
Terra Nova, ons verenigingsschip

 

Beurtmotor

Is vaak een kleiner type Luxe Motor voor de beurtvaart, lengte 20 -30 m.

 

 

 

 

 

Wad- en Sontvaarder

Een kustvaarder, zeewaardig, vaak van het type Luxe Motor, 20 – 35 m lang. Soms hadden ze een hulpzeiltuig, ook om op zee slingeren tegen te gaan

 

 

Vissersschepen

In verband met de zeewaardigheid zijn vissersschepen relatief breed en hebben ze vaak een hoge kop. De kont is daarentegen laag om het vistuig gemakkelijker in te halen. Het zijn plat- of rondbodems voor gebruik in onze ondiepe zee-armen en rivieren.

Zeilende vissersschepen

Zuiderzeevisserij: Botter, Lemmer aak, schokker, zeeschouw en Staverse jol

Deze schepen bevoeren de Zuiderzee (evenals andere, hier niet genoemde scheepstypen).
De botter en Lemmer aak hebben een gekromde voorstevenbalk, de schokker een schuin oplopende rechte voorstevenbalk. De Staverse jol is  een rondgebouwd scheepje met een platte spiegel (= achterkant). De zeeschouw heeft hoekige vormen, dat bouwde in de crisisjaren veel goedkoper dan ronde vormen.
Behalve de zeeschouw, die bijna uitsluitend in staal/ijzer is gebouwd, waren deze vissersschepen  aanvankelijk van hout, later ook van ijzer en staal.
Lengtes variëren van 9 tot t8 m, uitzonderingen daargelaten..

Schokker, stalen torpedistenschokker

Botter. Met weinig wind werd er een ‘aap’ gehesen achter het grootzeil.
Bron: Stichting Stamboek Ronde en Platbodemjachten

 

Zeeuwse Stromen: Hoogaars en hengst

Dit zijn typisch schepen van de Zeeuwse Stromen. Beide hebben een schuin oplopende rechte voorstevenbalk die bij de hengst steiler staat dan bij de hoogaars.
Deze vissersschepen werden voornamelijk in hout gebouwd en veel minder in ijzer en staal. Lengtes variëren van 9 tot t6 m, de hengst is kleiner dan de hoogaars

Hoogaars, als jacht

Hengst tot jacht omgebouwd, het traditionele spriettuig is vervangen door een gaffeltuig

 

Riviervisserij: Waalschokker en zalmschouw

De Waalschokker heeft geen zeiltuig maar viste voor anker liggend. Visgebied was de Waal en de Duitse Rijn, ze werden meestal gesleept naar de visplaats.  Het model is eigenlijk meer dat van een botter dan van een schokker. Lengte rond de 15 meter.

De zalmschouw is een klein open zeilscheepje met een spriettuig en ongeveer 7 meter lang. Visgebied: Merwede en lageruit.

Waalschokkers, in sleep
Bron: www.museumhavenamsterdam.nl/

 

Zalmschouw, met spriettuig

 

Gemotoriseerde vissersschepen

Als motorschip gebouwde vissersschepen worden vaak met de verzamelnaam ‘kotter’ aangeduid. Zo zijn er bijvoorbeeld boomkor-, garnalen-, mossel- en IJsselmeerkotters.
Veel traditionele typen vissersschepen zijn hun leven begonnen als zeilschip maar werden al snel gemotoriseerd.

Kotter

 

Sleepboten en Opduwers

Sleepboten

Motorsleepboot en stoomsleepboot: hebben  een groot (motor)vermogen voor het slepen van sleepschepen, zeilschepen en bakken. Veelal een robuust uiterlijk en een flauw uit het water oplopende (= geveegde) kont voor een efficiënte voortstuwing. Het achterschip is laag  in verband met de midscheeps vastgemaakte sleepdraad.
Er zijn diverse typen, vaak genoemd naar de wijze van voortstuwing en/of de wateren waar ze voeren.  Afmetingen van 10 tot meer dan 20 m lang
Motor-sleepboot.   Bron afbeelding: www.modelbouwtekeningen.nl, tekening H. Tjaberinga

 

Opduwers

Opduwer: mini-duwbootje als bijboot van een zeilend vrachtschip, een goedkope manier voor de zeilschipper om toch over motorvermogen te beschikken. Ca 5 tot 6 m. lang.

Opduwer in actie

Overige scheepstypen

Daaronder rekenen we bedrijfsmatig gebruikte schepen en boten als patrouilleboten, directievaartuigen, veerboten, vletten en bijboten
directievaartuig vletje of bijboot
 

 

Over zeilschepen

Tuigage

Bijna alle zeilende historische bedrijfsvaartuigen hebben een gaffeltuig, meestal met één mast. Het tuigage bestaat dan uit een grootzeil met gaffel, een fok en (vaak)  een kluiver. Er waren ook tweemasters, die voeren aan de achtermast een bezaan met gaffel. Het grootzeil  (evenals de bezaan) zit alleen vóór en achteraan de giek vast, daar tussenin hangt het los, de zogeheten ‘losse broek’.  Het standaardtuig kent vrij simpele verstelmogelijkheden om het aan windkracht en koers aan te passen waardoor een bemanning van 2 tot 3 personen voldoende was.
De Zeeuwse vissers hadden aanvankelijk op hun hoogaarzen en hengsten een spriettuig. Later gingen ze vanwege de betere handelbaarheid veelal ook over op een gaffeltuig.

Zijzwaarden

Kenmerkend voor bijna alle Nederlandse traditionele zeilvaartuigen zijn de zijzwaarden. Vanwege de ondiepe Nederlandse rivieren, meren en kustwateren hadden de Nederlandse scheepstypen geen kiel maar een platte of lichtronde bodem.  Om zeilend aan de wind toch koers te houden hadden ze zijzwaarden die het afdrijven tegen gingen. Bij een ondiepte wordt het zijzwaard opgehesen en heeft het schip nog maar een geringe diepgang.

Vissersschepen hadden smalle en lange zijzwaarden die in ruwe zee beter onder het schip uit bleven steken. Zeilende binnenvaartschepen hadden kortere en bredere zwaarden. Daarmee konden ze op de vaak ondiepe binnenwateren beter uit de voeten. Zelfs toen ze als motorschip gingen varen behielden sommige schepen nog zijzwaarden, vaak van staal, voor betere manoeuvreereigenschappen.

Motorisering

Vanaf 1900 kwam de ruwoliemotor, de voorganger van de dieselmotor, in zwang in de Nederlandse binnenvaart en visserij. Dus werden veel zeilschepen voorzien van een motor om onafhankelijker te zijn van wind en stroming. Aanvankelijk was die motor vaak een hulpmotor en bleef het zeiltuig in gebruik als de situatie het toeliet. Maar gaandeweg verdwenen de meeste zeiltuigen en na de Tweede Wereldoorlog waren de meeste zeilschepen volledig motorschip geworden.

Behoud van het Historisch Bedrijfsvaartuig

Historische bedrijfsvaartuigen voldoen aan de eis dat ze minstens 50 jaar oud zijn (veel zijn er al over de 100) en beeldbepalend waren op de Nederlandse wateren.

Maar alles heeft zijn tijd en na de Tweede Wereldoorlog begon de schaalvergroting in de binnenvaart en visserij stevig door te zetten. Er kwam dus een moment dat deze schepen niet meer rendabel waren.

Gelukkig waren er mensen die zich het lot van deze prachtige schepen aantrokken en ze voor sloop hebben behoed. Vrachtschepen, met hun grote laadruim, konden goed als woonschip gebruikt worden, al dan niet ook nog varend. En vanwege de relatief bescheiden, handzame  afmetingen werden historische vissersschepen wel tot zeil- of motorjacht omgebouwd, evenals de kleinere vrachtscheepjes.

Op zijn minst werden deze voormalige bedrijfsvaartuigen netjes onderhouden, maar met bloed, zweet en tranen werden ze vaak ook weer gerestaureerd naar hun vroegere staat. Zo zijn vele zeilschepen die in de beroepsvaart omgebouwd waren tot motorschip, weer teruggebracht tot zeilschip in volle glorie. Veel roefjes en voorondertjes – de voormalige schippersverblijven – die vaak te mooi waren om eruit te slopen, zijn bewaard gebleven of weer prachtig gerestaureerd.

Ook oude ambachten werden met het behouden van onze historische vloot op het nippertje van de ondergang gered. Vaardigheden als klinken, masten en (zij)zwaardenmaken, schepen tuigen, het onderhouden van traditionele scheepsmotoren, enz. zijn dus niet teloor gegaan.

Onze Landelijke Vereniging tot Behoud van het Historisch Bedrijfsvaartuig (50 jaar oud in 2024) streeft ernaar de kennis en kunde van het behouden van en het varen met deze schepen door te geven aan volgende generaties.

 

Links naar andere overzichten

Ken je nog andere interessante sites? Laat het de webredactie weten. Alvast bedankt!