(Naar de vorige aflevering: Hoe het achteronder (niet) geschilderd werd)

(Klik op de thumbnails om een grotere foto te zien, klik op de grote foto om die weer te verkleinen)

Allemaal kleine stukjes plaatstaal inlassen, dat was toch de grote lijn van het vorige blog, en deze keer ga ik daar vrolijk mee verder. Alleen een verdieping hoger dan de berghouten, namelijk het potdeksel1).

Het oude potdeksel

Een stuk potdeksel weggeslepen …

Het potdeksel is gemaakt van een speciaal profiel dat soms railingijzer en soms kraalprofiel wordt genoemd en dat niet meer wordt gemaakt. Het lijkt nog het meest op een hoeklijn van ongeveer 50×50, waarvan één zijde platrond is, dus zonder scherpe buitenhoek. Aan het uiteinde van de andere zijde zit een “kraal”: een ronde verdikking van 10 millimeter. Het profiel is op het schip aangebracht met de ronde zijde naar buiten, de platte zijde naar boven en de kraal zit dus aan de onderkant van die platte zijde, aan de binnenkant van het potdeksel. Op deze manier bevestigd zorgt de kraal ervoor dat water dat van het potdeksel afdrupt op het dek terecht komt; dus niet langs het profiel druipt en uiteindelijk tussen huid en profiel blijft zitten. Goede theorie, maar na een eeuw lekwater en een nagelafstand van 15 centimeter is er toch aardig wat roestvorming tussen huid en profiel. Wat te doen?
Origineel en kopie

… gekopieerd…

Dat profiel moet er een keer af, om de roest goed weg te kunnen halen en de huid te kunnen conserveren. Aan de andere kant is dat weer een flinke klus, ik wil ook een keer varen, terwijl het profiel zelf, op een paar kleine plekjes na, nog in goede staat is. Ik besluit om het potdeksel voorlopig te laten voor wat het is, en alleen die plekjes te repareren. Ook nu blijkt weer dat het schip in de loop der tijd vooral aan de achterkant veel te lijden heeft gehad, want de meest rotte plekken zitten in het achterschip.
Potdeksel, aangeheeld

… en teruggeplaatst.

Over het algemeen zitten de gaten in de platte kant van het profiel, en kan worden volstaan met het inlassen van 4 millimeter plaatjes. Op plekken waar ook de kraal verdwenen is las ik een 6 millimeter staafje aan de onderkant van een 4 millimeter strip, en na wat slijpwerk ziet en voelt (het kraaltje kun je alleen zien met je hoofd op het dek, en dan nog met moeite) het als het originele profiel. Op een enkel plekje is ook de platronde zijde van het profiel weg. Ik heb dat opgelost door dikwandige buis te vervormen en verslijpen. een andere manier zou zijn om een stuk platrond profiel van 50×13 in te lassen en te verslijpen, dat profiel is nog wél te koop.
De stuurboords bolder

De bolder verwijderd

Ongeveer halverwege het vorige blog heb ik beschreven hoe het schip is gekeerd, zodat we makkelijker konden werken aan het bakboord berghout. Daardoor kan nu ook de stuurboordsbolder van het dek worden gehaald. Onder die bolder zat nog een rest van het blok voor de zwaardtalie. Ook het dek onder de stuurboordsbolder was behoorlijk rot, dus daar hebben we een nieuw stuk ingezet. De bolder zelf was niet zo gaar als die aan bakboord, dus die is na een paar kleine reparaties teruggeklonken. De bakboordsbolder is gevuld met beton, die aan stuurboord heeft een bol dekseltje dat wel steunt op een aantal nagels, maar gek genoeg nergens aan vastgenageld is — en toch zit het heel stevig.
Dek onder de bolder aangeheeld ...

Het dek onder de bolder gerepareerd

De laatste resten zwaardvalblokBolder weer op zijn plaats

De laatste resten van het zwaardblok (links) en de bolder weer aangeheeld en op zijn plaats (rechts)

Oude verf?

Verfresten

Nu begint het op te schieten met het achterschip. Na nog even de hekjes naast het roer te hebben gericht en weer aangelast is het achterschip staalklaar! Nog één keer met de naaldenbikhamer langs alle verdachte plekjes en dan kan er menie op. Overigens kwamen bij het afbikken van bakboordsspiegel en –boeisel de contouren van een geschilderde spiegel onder de lagen verf vandaan. Het curieuze is dat ik die alleen aan bakboord heb gevonden, dus of het origineel zo op het schip is geweest? Wie het weet mag het zeggen, en dat bedoel ik letterlijk: als iemand hier iets zinnigs over kan zeggen, mail me alsjeblieft!
Hup, Holland, Hup!

Het hele achterdek geschilderd

En dan breken de verfdagen aan. Ik ben geen voetballiefhebber, maar toch was ik ten tijde van het WK mijn dierbaarste bezit oranje aan het schilderen. Vol trots kan ik nu dan ook melden dat de achterste vijfeneenhalve meter van het schip zowel binnen als buiten staalklaar en gemenied is! (Nou ja, de kniesoor ziet nog geen raampjes in de roef, nog geen handreling op het roefdak en geen reling naast de roef; maar zoals gezegd: kniesoor) Dus snel door naar de volgende klus: het vrachtruim.
Cover_Info20M_33 Op het vrachtruim moet weer een luikenkap komen, maar hoe zag die er uit? Met een paar drukken op wat knoppen ben je snel verder, leve het internet, met een artikel van Simon J. de Waard in het tijdschrift Info 20M van de familie Bos. Hierin doet Simon verslag van zijn zoektocht naar de friese luikenkap, de verschillen en overeenkomsten van verschillende luiken, en uiteindelijk maakt hij ook een nieuwe kap.

Een friese luikenkap heeft een scheerbalk in de lengterichting van het schip, dwars daarop merkels die de luiken ondersteunen en water afvoeren, en daarop dan de luiken, meestal drie planken naast elkaar met tussen de planken een sponning met presseningband. De watergootjes in de merkels en het presseningband maken de kap regendicht, maar als er gevaren moest worden op groter water dan werden dekkleden gebruikt om het geheel ook dicht te maken tegen overkomend water.

Aan boord van mijn schip is de den nog geheel aanwezig, evenals het voorschild van het laadruim. Het achterschild ontbreekt. Op de den is aan de buitenkant een platrond profiel geklonken en er zijn geen uitsparingen voor merkels. Op het voorschild is 25 millimeter hoger dan de den een hoeklijn geklonken, en in het midden een bakje van hoeklijn voor de scheerbalk. De den is 9 meter lang, op 3 meter en 6 meter zitten aan de binnenkant nog steunen voor gebinten.

Schepen die Blijven Het lijkt er dus op alsof op mijn schip géén merkels hebben gelegen. De luiken liepen van de scheerbalk naar de den, en de voorste luiken werden onder het hoeklijn van het voorschild geschoven.
Maar hoe wordt zo’n merkelloze kap regendicht? En: hebben die luiken misschien doorstekende klampen gehad zodat de luiken elkaar steunen bij afwezigheid van merkels?
Vragen, vragen en geen antwoorden, althans niet op het internet. Dan is het fijn om lid te zijn van een vereniging met allemaal mensen met kennis. In het boek (en de CD) Schepen die Blijven staan typebeschrijvingen van groninger bolschepen. Dat gedeelte heb ik inmiddels stukgelezen, en de auteur daarvan, Henk Bos, kan me er vast meer over vertellen. Dus ik mailen.Dat heb ik geweten, want naast de reacties van Henk Bos kreeg ik ook nog een reactie van de werkgroep Tuigerij en Documentatie in persoon van Boudewijn de Haas. Stom toevallig sprak ik er ook met Joram Lehmann over tijdens het ophalen van wat klinknagels; met Bart Vermeer heb ik een uur getelefoneerd en er kwam nog een reactie van Hein Sommer. Geweldig. Er zijn binnen de vereniging veel mensen die mee willen denken! Achteraf gezien was het misschien wel logisch geweest mijn vragen meteen aan de werkgroep te stellen, ik heb me alleen nooit gerealiseerd dat dat kon.
Aakje - luiken (Foto: collectie Hein Sommer)

Aakje – luiken (Foto: collectie Hein Sommer)

Terug naar het onderwerp: de merkelloze luikenkap. Die kwamen voor op kleine schepen, zoals zandaakjes (foto uit de collectie van Hein Sommer), skûtsjes en bolschepen (bij mij dus), maar ook op grote schepen zoals de stevenaak Helena.
Van doorstekende klampen onder de luiken om het wisselen tegen te gaan en de luiken op elkaar te laten steunen had nog niemand gehoord, als iemand dat wel eens ergens heeft gezien wil ik het graag weten!
Om de boel waterdicht — ook regen-waterdicht — te houden werd altijd een luikenkleed gebruikt, hierdoor was het ook niet nodig de luiken te voorzien van presseningband.

Dat er op mijn schip met kleden werd gevaren bewijzen de vervormde stukjes strip die op de buitenkant van de den en op het voorschild geklonken zitten. Hierin werden losse schalkhaken gestoken waarmee dan weer met behulp van keggen de kleden werden vastgemaakt. Dat de schalkhaken niet permanent bevestigd waren impliceert dan weer dat er ook wel zonder kleden werd gevaren. Als je de haken wegname kon je ook niet aan blijven hangen bij het lopen door het gangboord. Lading die nat mocht worden, wellicht turf?
De voorste luiken werden onder het hoeklijn geschoven (dat om die reden ongeveer drie centimeter hoger dan de den op het voorschild is geklonken), zodat ze niet makkelijk wegwaaien.
Het achterschild van het vrachtruim was op mijn schip niet meer aanwezig, ik heb de vorm van het voorschild gekopieerd, inclusief het hoeklijn. Volgens Bart had er in plaats van het hoeklijn ook een platrond profiel kunnen zitten, zoals op de den.
Een heel simpele luikenkap dus, zonder opsmuk, en dat past ook wel bij dit schip.

Ik weet nu heel aardig hoe mijn luikenkap er uit gezien heeft, en zou dus aan het werk kunnen. MAAR … in het vrachtruim wil ik nog een aantal dingen realiseren die er van oudsher niet in hebben gezeten: te weten een zeilkuip, om straks wat comfortabeler te varen; en een verblijf met enige stahoogte en daglicht. Onder de nokbalk meet het nu 1 meter 55. Aan de andere kant wil ik niet de den permanent verhogen, ik wil graag het originele silhouet zoveel mogelijk behouden. En verder denk ik dat ik voor waterdichtheid niet alleen op een dekkleed wil vertrouwen.

Tijd voor een list!

(Naar de volgende aflevering: Een hefbare luikenkap)

Reageren? Commentaar? Complimenten? Ga naar het Schipperscafé van de LVBHB of stuur Arjen een e-mailtjeDit e-mailadres is beschermd tegen spambots. U heeft JavaScript nodig om het te kunnen zien. .

————————-

1) (Noot van de redactie) Arjen gebruikt in dit artikel veel binnenvaarttermen, zoals potdeksel, den, scheerbalk, schalkhaak en merkel. Al deze termen zijn terug te vinden in het online woordenboek Binnenvaarttaal van Pieter Klein, bij de vereniging De Binnenvaart.