wasOnlangs heeft BiZa duidelijkheid gegeven over de voorgenomen wijziging van de Woningwet. De bedoeling is dat ons soort schepen (varende woonschepen) hier niet onder vallen.
Sinds de uitspraak van de Raad van State in april 2014 waarin een woonboot in Amsterdam als bouwwerk werd aangemerkt, en de berichten over de voorgenomen wetswijziging die daarvan het gevolg zou zijn, is er veel beroering ontstaan over de gevaren van knellende bouwregelgeving voor varende bewoonde schepen.
Op 9 oktober jl. heeft het Ministerie van Binnenlandse Zaken in een persbericht duidelijkheid gegeven over de voorgenomen wijziging van de Woningwet. Mede door de lobby van diverse belangenorganisaties (waaronder de LVBHB, de FVEN en de LWO) worden schepen die nog in de vaart zijn, inclusief de schepen waarop wordt gewoond, niet als bouwwerk aangemerkt. Die schepen hoeven daarom niet aan de bouwregelgeving te voldoen. Schepen die uit de vaart zijn genomen moeten wel aan een deel van de bouwregelgeving voldoen, bestaande gevallen vallen onder een overgangsregeling.
De wetswijziging ligt momenteel ter beoordeling bij de Raad van State en moet nog worden behandeld in de Tweede Kamer. Hierdoor kunnen er nog wijzigingen in de regeling plaatsvinden.
Wanneer de nieuwe wetgeving per 1 januari 2017 ingaat zal er voor schepen die kunnen of konden varen een onderscheid gemaakt in drie categorieën schepen:
Schepen die niet aan de vaart zijn onttrokken zullen dan niet worden aangemerkt als bouwwerk en hoeven niet te voldoen aan het Bouwbesluit. Het ligt in de verwachting dat schepen die een CvO hebben, of kleinere schepen, die naar aard en inrichting niet aan de vaart zijn onttrokken, hiertoe behoren. Daarmee zou het varend erfgoed worden uitgesloten van de nieuwe wettelijke eisen van de bouwregelgeving.
Schepen, die nu al aan de vaart zijn onttrokken zullen onder de overgangsregeling vallen. Wie nu een ligplaatsvergunning heeft van een gemeente, provincie of waterschap zal voldoen aan de nieuwe regelgeving. Wel zullen er voor deze schepen eisen op het gebied van onder andere veiligheid en gezondheid volgens het Bouwbesluit van toepassing zijn. Er zijn nog verschillende onduidelijkheden aan de overgangsregeling, bijvoorbeeld wanneer de ligplaatsvergunning door een andere instantie is afgegeven dan hierboven genoemd, of wanneer een ligplaats wordt gehuurd zonder ligplaatsvergunning. Ook is nog onduidelijk hoe de nieuwe vergunning kan worden verkregen. Hierover zal naar verwachting in de komende maanden meer duidelijk worden.
Schepen, die in de toekomst aan de vaart zullen worden onttrokken, een vaste ligplaats hebben en worden bewoond of bijvoorbeeld worden gebruikt als werkplaats of restaurant zullen in de nieuwe regelgeving worden aangemerkt als bouwwerk. Er zal voor deze schepen niet het integrale Bouwbesluit van toepassing zijn: wel en vooral de eisen op het gebied van (brand)veiligheid en gezondheid; niet bijvoorbeeld de eisen op het gebied van afmetingen van ruimtes.
Een van de problemen is nog wel dat de eisen voor installaties volgens het Bouwbesluit vaak conflicteren met de eisen voor schepen. De inzet hier is om installaties die voor een varend schip voldoen ook te laten voldoen als een schip uit de vaart wordt genomen.
Zodra de voorgenomen wetswijziging door de Tweede Kamer is behandeld zal er definitief duidelijkheid ontstaan, maar vooralsnog lijkt het eerder gesignaleerde gevaar geweken.

Namens de werkgroep Havens & Ligplaatsen

Roel Bosch