[Deze bijdrage is oorspronkelijk verschenen in de Jaarstukken Bokkepoot 192, bladzijde 37 -39]

Aan het begin van het jaar 2010 staat de LVBHB in een paar heel verschillende opzichten op een kruispunt van wegen. We hebben een paar heel goede, maar ook intensieve jaren gehad. Het waren de jaren van voorzitter Aat van der Giessen, die iets te snel voorbij waren. Uit alle reacties die ik optekende sinds Aat er niet meer is, staat vast dat niet alleen Aat zich zeer thuis heeft gevoeld bij de LVBHB, maar dat dat ook wederkerig het geval is geweest.

Het waren voor een belangrijk deel ook de jaren, waarin een paar forse bedreigingen op ons en onze schepen afkwamen: met name de nieuwe EU-wetgeving – de herziening van de Acte van Mannheim en het Rijnvaartverdrag van 1868 dreigde het varen van en met onze historische schepen nagenoeg onmogelijk te maken. Regels, die een halve eeuw ouder waren dan onze schepen, werden vervangen door regels, waar ze bij de bouw van onze schepen in nog geen honderd jaar aan dachten.
We hebben – in LVBHB-verband, in FONV-verband en ook in goed overleg met onze soortgenoten in andere EU-landen (European Maritime Heritage, ofwel EMH) – een veelbesproken, maar nog steeds niet ingevuld ‘hoofdstuk 19’ kunnen bewerkstelligen bij die nieuwe EU-richtlijn. Daarmee is erkend dat historische schepen recht van vaart moeten blijven houden naast de zesbaksduwstellen en veelhonderdtonners. De condities waaronder staan nog ter discussie, maar het recht van vaart is erkend.
Hetzelfde geldt voor de Nederlandse wetgeving: die moet worden aangepast aan de EU-richtlijn. Ook daarin zal rekening gehouden moeten worden met historische schepen en hun huidige gebruikers. Ik schrijf uitdrukkelijk niet ‘en hun historische schippers’! Niet alleen vanwege in het verleden ‘verworven rechten’, maar juist omdat de historische schepen zo’n belangrijk deel zijn van ons erfgoed en daarom met respect behandeld moeten worden. De Tweede Kamer zag dat gelukkig in en legde in een ‘kamerbrede motie’ vast dat in de uitvoeringsregelingen van de nieuwe Binnenvaartwet bijzondere bepalingen voor de vloot van historische schepen moeten komen.

Twee beslispunten

Dat zijn dus twee kritische punten voor de LVBHB: in 2010 zullen we een nieuwe voorzitter moeten vinden. Daar wil het bestuur de tijd voor nemen, zo hebben we al in de zomervergadering in Tilburg aangegeven. Eerst het LVBHBbestuur getalsmatig ‘op sterkte’ brengen en daarna pas een voorzitter gaan zoeken, die met een goed team aan het werk kan en niet eerst de scherven eerst hoeft op te ruimen. Het tweede punt is, dat wij, de LVBHB en haar partners in FONV en verderop in de EMH, nu de erkenning hebben gekregen, dat wij bestaans- en vooral ook vaarrecht hebben. We zullen er nog een hele kluif aan hebben om dat principieel erkende recht te vertalen in concrete regels:

  • hoeveel ruimte krijgen onze klassieke motoren om ‘mooie’ blauwe walm uit te slaan?
  • hoe overtuigend kunnen we blijven volhouden dat schippers van historische schepen kunnen varen als de besten met hun eigen schepen en dus helemaal geen 365 praktijkdagen op de Rijn nodig hebben om door Nederland te varen en daarbij zo nu en dan eens een grote rivier over te steken?
  • hoe vertalen we in regels, of in uitzonderingen op regels, dat historische schepen niet aan alle voorschriften voor bijvoorbeeld afvalwater hoeven te voldoen, omdat dat ten koste zou gaan van ons historische karakter?
  • waar zullen we concessies moeten doen aan uitrustingseisen, opdat de veiligheid op de Nederlandse wateren niet (nodeloos) in gevaar wordt gebracht?

En zo zullen er vast nog wel een paar meer vragen op ons afkomen in de komende maanden en jaren.

Documenteren, adviseren, restaureren, registreren

Sinds haar oprichting voeren we binnen de LVBHB discussie over de vraag ‘wat doen we eigenlijk met onze historische schepen?’ Díe discussie hield en houdt de gemoederen veel meer bezig dan die over de nieuwe regelgeving, terwijl die juist ons het varen in het slechtste geval (bijna) onmogelijk zou hebben kunnen maken. Is in dit geval het hemd is nader dan de rok? Dat is misschien een plausibele verklaring, zeker in het licht van de geschiedenis van de LVBHB, die begonnen werd door mensen, die de wetten van water, weer en wind kenden als hun broekzak en die de (meeste) wetten des lands alleen maar als hinderlijk ervoeren.

In de voorbije jaren voerden wij verhitte debatten, waarbij wellevendheid aan de ene kant en incasseringsvermogen aan de andere kant soms in het gedrag kwamen. Historiciteit werd wel eens verward met dogmatisme en onverdraagzaamheid. Een vraagteken plaatsen bij het A-BC van het Nationaal Register Varende Monumenten leek wel eens gelijkgesteld te worden met barbarij of erger.

Het is verdienste van Aat van der Giessen dat hij in de afgelopen jaren er veel energie in heeft gestoken om door middel van het ‘Krimpens Beraad’ tot een wapenstilstand te komen. Helaas heeft hij dat niet kunnen bekronen met een duurzame vrede.

In het voorjaar 2009 hebben een viertal leden gebruik gemaakt van de logistieke toevalligheid dat zij op dat moment veelvuldig in Friesland verbleven en dat zij het de moeite waard vonden hun gedachten over documenteren, adviseren, restaureren en registreren op papier te zetten. Het bestuur van de LVBHB besloot in na overleg met dit Friesland-kwartet dat hun visie in de notitie ‘Een kwestie van status?’ in discussie te brengen met alle leden en iedereen de gelegenheid te geven daarop te reageren. Dit gebeurde via de website na aankondiging in de Bulletalie. Vervolgens werd de Werkgroependag 2009 voor een belangrijk gedeelte hieraan gewijd. Een impressie daarvan is elders in deze Jaarstukken Bokkepoot te lezen. Velen hebben daar instemmende, maar ook kritische commentaren geleverd.

Het LVBHB-bestuur heeft goed geluisterd naar de reacties, de commentaren en de aanbevelingen van de Werkgroependag 2009. Alles bijeen voor het LVBHBbestuur voldoende materiaal om nu voor de LVBHB een lange termijn beleidslijn te schetsen – let wel: niet in steen te beitelen! – en die te noemen KOERS 2020. Daarover willen we dus met elkaar van gedachten wisselen op de ledenvergadering. U vindt de beleidsnotitie KOERS 2020 op pagina 40.

PLAN 2010

Het Bestand Historische Schepen

De LVBHB heeft al heel lang een eigen bestand, waarin vele honderden schepen beschreven zijn. Sommige met alleen maar een paar kerngegevens over afmetingen, plaats en jaar van bouw, andere met – bij wijze van spreken – een dagboek van hun wedervaren vanaf het moment van bouw tot vandaag en geïllustreerd met tekeningen en foto’s.

In 1999 bracht de LVBHB dat bestand naar het publiek met het boek ‘Schepen die blijven’, dat nog steeds geldt als een standaardwerk. Het boek is inmiddels uitverkocht en nog alleen maar sporadisch bij de betere antiquairs te vinden. Daarom is het een heel goede zaak dat er gewerkt wordt aan een elektronische heruitgave, die in de loop van 2010 verschijnt. Die zal het mogelijk maken dat ook degenen, die het boek niet hebben, kennis zullen kunnen nemen van de inhoud. De heruitgave heeft beperkingen. Het zal niet mogelijk zijn alle kennis, die sinds 1999 verzameld is, daarin mee te nemen. Omdat het format gegeven is door dat van het oorspronkelijke boekwerk, zijn maar heel beperkt correcties en aanpassingen mogelijk. In eerdere uitgaven van De Bokkepoot en de Bulletalie stonden al oproepen om ons te attenderen op foutjes in de tekst, die nu wel hersteld kunnen worden.

De heruitgave van Schepen die blijven kan vervolgens ook de stimulans zijn voor een veel breder en verstrekkender actie om achter de basisgegevens van ieder schip veel méér over dat schip vast te leggen – eigenlijk alles wat de moeite van het bewaren waard is. Dat kunnen we als LVBHB helemaal zelf doen, omdat het Bestand Historische Schepen alleen van de LVBHB is. We hoeven om dit in gang te zetten alleen onze eigen leden ervan te overtuigen dat het een goede zaak is om de geschiedenis van het Varend Erfgoed, die nu verspreid is over heel veel plaatsen, in een uitgebreid BHS samen te brengen en toegankelijk te maken. De techniek ervoor is er en de kennis en systematiek over hoe je zoiets aanpakt is het ‘waardestellend kader’, dat een steeds breder draagvlak krijgt.

Het LVBHB-bestuur denkt dat de LVBHB er goed aan doet om de blik, die tot nu toe vooral gericht is geweest op hoe een historisch bedrijfsvaartuig ooit geweest is, te verbreden naar het proberen zo goed mogelijk te achterhalen hoe en waarom dat ooit gebouwde schip is geworden tot wat we vandaag voor ons zien. Wij willen daarbij zeker streven naar het vinden van partners, bij voorkeur in FONV-verband, maar niet daartoe beperkt: de museale wereld kan ons zeer van pas komen als het gaat om ondersteuning bij deze methode van documenteren. Van ervaringen van anderen met het gebruik van het waardestellend kader willen we graag leren.
Het bestuur neemt zich voor in 2010 een begin te maken met het ontwikkelen binnen de LVBHB van de hiervoor nodzakelijke aanvullende kennis en vooral de leden te stimuleren om hun schepen en de historie daarvan via deze systematiek te documenteren.

Het bestuur denkt dat door gewoon met het waardestellend kader aan de gang te gaan en de meerwaarde daarvan boven de tot nu toe gebruikelijke manier van beschrijven in de praktijk zichtbaar te maken, de beste en overtuigendste argumenten zullen kunnen worden verzameld om deze wat andere benadering tot de norm te kunnen laten worden. Het bestuur is daarvan des te meer overtuigd nu zowel bij de Rijksoverheid als ook elders in de erfgoedwereld de discussies in diezelfde richting gaan. Maar, zoals Keulen en Aken niet op één dag gebouwd zijn, zal dit ook niet in korte tijd klaar kunnen zijn. Wij zullen er zorgvuldig aandacht aan moeten blijven besteden dat wat er allemaal al (be)staat, zo soepel mogelijk, met behoud van het goede ervan en liefst met weglating van mindere kanten opgenomen en meegenomen wordt. In de beleidsnotitie KOERS 2020 wordt deze visie nog breder toegelicht en onderbouwd.

Daarnaast houdt het LVBHB-bestuur de vaste lijn aan dat de LVBHB een vereniging is die jaarlijks een reünie houdt ergens in het land, die het klassieke, of zelfs het onorthodoxe van onze schepen en onze schippers laat zien en die een ieder, die iets met ‘oude bedrijfsvaartuigen’ heeft, moet boeien. Het gaat de LVBHB om haar leden – die willen soms varen, soms restaureren, soms wonen op hun schip, soms wedstrijdvaren en vaak een combinatie. De werkgroepen, de reüniecommissies en de organisatoren van locale evenementen vullen dat zoals gebruikelijk verder in de praktijk in.