(Naar aflevering 7: Voorschot, achterhoek, spantjes: een roef!)
Zo. Laten we het eens hebben over de tuigage!
Eerste tekening: kort en hoogGelijk toen ik het schip heb opgemeten om een tent te kunnen maken heb ik een tekening gemaakt schaal 1: 50. Daar meteen ook een mast op getekend, want zeiler in hart en nieren; een schip is pas echt een schip als er een mast op staat. Later een tekening gemaakt 1:20 om de lijnen van de roef te kunnen bepalen, en daar ook weer een mast op getekend.
Wat er nog op het schip aanwezig is …
aan bakboord:

  • een bakstagputting;
  • drie wantputtingen waarvan één wat kleiner;
  • bij de wantputtingen aan de binnenkant van het boeisel een gesmede kikker;

aan stuurboord:

  • een bakstagputting en twee wantputtingen;
  • ook hier aan de binnenkant een gesmede kikker;
  • voor op de stevenbalk een gesmede strip met beweegbaar oog (voorstagputting).

Ik heb vooralsnog geen sporen gevonden van een overloop voor de fok, een botteloef of een boegspriet.
Verder is er nog een mastkoker, alleen nog onderdeks en er is nog wat afgesloopt; en een luikopening met een kokerluik, wat aangeeft dat er een mast met contragewicht op gestaan heeft. De mastkoker helt ook behoorlijk naar achteren, ongeveer 5 centimeter per meter.
Het hart van de mastkoker (op dekniveau) zit op 4,75 m van de steven, dus op ¼ van de lengte van het schip. Voor het zeilen zou het beter zijn als de mast anderhalve meter naar achteren verplaatst werd, maar daar wil ik nog niet aan.
Ook niet onbelangrijk is dat de plaats van de zwaardbouten bekend is.
Voldoende gegevens om eens lekker wat te tekenen en, ik zei het al, ik hou van zeilen, dus de eerste mast die ik tekende was geen kleintje, een meter of 18 boven dek. Ja dat stond wel goed. U ziet het, geheel niet gehinderd door kennis.
Maar het schip moet wel lekker varen, kun je vooraf iets over de zeileigenschappen zeggen?
Vroeger heeft het schip ook gezeild, en dat ging vast goed. Wat heeft er vroeger opgestaan?
Inmiddels ook al de artikelenreeks ‘het tuigen van een tjalk’ van Floris Hin doorgespit (een heleboel nuttige informatie) maar uiteindelijk ergens op internet de vuistregel opgepikt dat de dikte van de mast bij de mastvoet 2% van de lengte van de mast is. Aangezien onderdeks de mastkoker nog aanwezig is kon ik die meten: 25cm, dat geeft een mastlengte van 12,5 m (boven de mastbout, ben ik even vanuit gegaan).
Tweede tekening: een stuk lager!Dat getekend, en dat ziet er toch wel heel anders uit dan mijn eerste tekening.
Ik wil niet met een botteloef of boegspriet varen, het schip is mij zo al lang genoeg, en mijn gevoel zegt me dat dan de giek ook niet al te lang moet zijn, om het schip niet heel loefgierig te maken. In ‘Scheepstypologieën’, bij het stukje over bolschepen van Henk Bos, kwam ik ook een foto tegen van een overloop voor het grootzeil op de voorkant van de roef, wat aangeeft dat zulke korte gieken voorkwamen.
En toen zei Bas Krom : Ja, maar je wilt toch zeilen? Dit was op de wintervergadering in Vinkeveen waar ik mijn mast van 13 meter op een schip van 20 meter uitlegde. Zelf is hij een fries tjalkje van 20 meter aan het opknappen en daar staat 20 meter mast op. Goed, dat was misschien weer wat overdreven de andere kant op, maar wegreven is zo gedaan en met licht weer een stuk mast op je mast zetten niet. Maar is zo’n groot tuig dan wel handelbaar, vroeg ik. Weet je wat, ga jij een keer mee zeilen met de Maria tijdens de Pieperrace, dan kun je zien dat als je een schip goed uitrust je prima wat grotere zeilen kunt voeren.
Uiteindelijk heb ik de Pieperrace en het Y-zeilen op de Maria meegezeild, en er veel van geleerd. Onder andere dat vader en zoon Krom hard willen en als eerste willen eindigen, en dat lukt ze ook. Maar vooral dat je zo zeilend de ziel van zo’n oud schip pas echt voelt. Je kunt er naar kijken als het stil ligt, onder zeil is het het allermooist.
Mijn schip moet ook echt zeilen, er komt dus niet een te voorzichtig tuig op.
Een andere goede redenering die ik nog heb gehoord: Het schip is een vrachtschip, vroeger zeilde het altijd met lading. Als wind in het zeil komt word de kracht ervan omgezet in voorwaartse beweging en helling. Hoe langer het schip er over doet om aan te springen in een vlaag, hoe meer kracht wordt omgezet in helling. Hoe lichter het schip hoe sneller het aanspringt, hoe meer tuig je kunt voeren.
Mast te koop.. en het bijbehorende zeilToen dus weer tekenen en ondertussen op internet zoeken naar masten en zeilen. Ik hoorde dat vanwege het wedstrijdzeilen met skûtsjes daar nog wel eens wat materiaal vrijkwam, nog goed maar niet meer voor wedstrijden. Wat maat betreft: skûtsjes zijn iets kleiner maar vaak wat overtuigd, dat zou best eens precies goed kunnen zijn. Aangezien ik op de centjes moet letten is dat natuurlijk interessant.
En dan op skutsje.nl te koop: mast en zeilen van de Frieslân van Warrega. Maten in de tekening gezet, en dat gaat alweer richting tekening 1!
Mijn theorie is als volgt: Het schip heeft vroeger goed gezeild. Als de tuigvergroting omhoog is, en niet naar voor of naar achter, verandert er in langsscheepse zin niet veel aan de positie van het zeilpunt. En dus aan het koppel zeilpunt-lateraalpunt en dus aan hoe het schip onder zeil op z’n roer ligt.
De plaats van het zeilpunt is natuurlijk dynamisch: bij ruime wind met uitgevierde zeilen ligt het op een andere plek dan aan de wind met dichtgetrokken zeilen, helemaal als je van boven zou kijken. In een boek voor jachtontwerpers vond ik deze vuistregel: In een zijaanzicht moet de afstand tussen het verticaal op de waterlijn geprojecteerde zeilpunt en het verticaal op de waterlijn geprojecteerde lateraal punt 15 tot 18 % van de totale waterlijnlengte bedragen(het lateraal punt ligt achter het zeilpunt), dan is het schip iets loefgierig.
De mast ligt te wachten ...In mijn grote tekening zeilpunt en lateraal punt (inclusief roer!) uitgezet. En dan blijkt ineens dat het lateraal punt van de romp precies op de 18% zit, en met het insteken van het zwaard dit percentage te verkleinen is met een aantal procenten. Dit sterkt mij in mijn gevoel dat ik goed zit met mijn korte giek.
Het is allemaal theorie, de praktijk moet het gaan uitwijzen. Wel heb ik die mast en zeilen gekocht: 18 meter mast, een grootzeil en twee fokken. Een fok zal wel verkleind moeten worden want het voordek plus botteloef van het skutsje is langer dan mijn voordek.
De mast is per heipaaltransporteur naar Den Haag gebracht en ligt daar onder een afdakje te wachten tot …
(Naar aflevering 9: een dak op de roef!)
Reageren? Commentaar? Complimenten? stuur Arjen een e-mailtje.