Boekbespreking Troch de Wyn 1866-1966, De historische rijkdom van het skûtsje

Deze zomer lagen we twee nachten in het oude deel van het Winschoterdiep, in Martenshoek, tegenover de werf van Bodewes. Historisch water. Langs het Winschoterdiep lagen tientallen scheepswerven. Je vaart langs Waterhuizen, Westerbroek en Foxhol. Het oude Winschoterdiep loopt dood op het gedempte Martenshoekster Verlaat, een bekende en beruchte sluis, waar soms tientallen schepen lagen te wachten om geschut te worden. Nu een armetierig passantenhaventje, grotendeels bevolkt door permanente liggers van de omringende bewoners. Aan de zuidkant tot mijn verrassing een schattig skûtsje, verwaarloosd, maar vroeger met zorg onderhouden. Aan de zijkant waren de ijken te zien en het bleek een skûtsje gemeten in Leeuwarden onder nummer 825, De Twee Gezusters gebouwd in Warga in 1904 bij Van der Werff voor schipper Rein Laagland. Het schip is 14,05 meter lang, 3,24 meter breed en heeft een waterverplaatsing van 20,396 ton. De eigenaar woont er naast, maar kon weinig meer vertellen, dan dat hij het scheepje in 1984 had gekocht en nu eigenlijk geen tijd voor onderhoud had.

de Twee Gezusters (L825N)
De Twee Gezusters in het haventje van Martenshoek (Hoogezand) (klik op de foto voor een vergroting, klik nogmaals om te verkleinen)

Het was niet bekend dat dit schip nog bestond. Een spannende vondst dus en mocht je meer willen weten over skûtsjes, dan is Troch de Wyn het noodzakelijke handboek. Een complete lijst met skutsjes staat op de website. Voor wie net als ik een skûtsje tegenkomt en niet weet of het bestaan ervan bekend is: mail de gegevens om de lijst aan te vullen.

tn_Omslag_TrochdeWynGigaklus

Zo kun je Troch de Wyn wel noemen, een handboek skûtsjes. In de eerste plaats complimenten voor de samenstellers. Dit is een gigaklus geweest, 576 (!) pagina’s op ongeveer A4 formaat vol verhalen, wetenswaardigheden, geschiedenissen en mooie foto’s.
Ik bekeek het met scepsis, want schrijven is tenslotte schrappen. Het boek hinkt op een paar gedachten: compleet zijn, de ontwikkelingen in kaart brengen (maar niet de allernieuwste omdat het maar tot 1966 gaat), achtergrondinformatie geven en de geschiedenis beschrijven. Het is natuurlijk een duivels dilemma. Compleet willen zijn voor de vele potentiële lezers en toch dicht bij het onderwerp blijven. Zo staat er een heerlijk hoofdstuk in over scheepsmetingen, leerzaam, overzichtelijk en absoluut interessant, maar het is niet specifiek voor skûtsjes en je ziet dan een foto van de meting van een grote binnenvaarder.
Verreweg het grootste hoofdstuk (hoofdstuk 7, 30% van het boek) beschrijft de vele scheepswerven, die skûtsjes hebben gebouwd. Waarom de werf van Barkmeijer apart in hoofdstuk 6 (over de ijzerbouw) staat? Wel mooie tekeningen van skûtsjes en onderdelen trouwens.

Racen

Het boek beslaat de periode 1866 tot 1966 en vertelt in een aantal hoofdstukken de geschiedenis per onderwerp. Die onderwerpen (of hoofdstukken) op zich zijn ook weer min of meer chronologisch, beginnend bij de houten skûtsjes via de overgang naar ijzer en de Tweede Wereldoorlog naar de moderne raceskûtsjes.
Hoofdstuk 3 is interessant. Het behandelt de ontwikkelingen in het vervoer, de waterwegen en het waterbeheer in Friesland. Mijn conclusie daaruit is, dat door de achterlijkheid van de provincie de waterwegen en kunstwerken te klein en slecht onderhouden waren om schaalvergroting, modernisering en motorisering van de binnenvaart in de provincie mogelijk te maken. Eigenlijk zou je kunnen zeggen dat de ijzeren skûtsjes hieraan te danken zijn. Men moet zich echter realiseren, dat het skûtsjesilen van tegenwoordig niets meer te maken heeft met de originele schepen of de originele hardzeilerij, die bedoeld was als extra inkomstenbron voor de schippers. Het moderne skûtsjesilen is meer een voortdurende strijd tussen modificaties van het schip en de regels, waarbij veel geld omgaat van sponsors. En geen enkel van die skûtsjes kwalificeert voor de A status: mast naar achteren geplaatst, roef naar voren.

Jan Beeksma op zijn skutsje in de Boorn in Akkrum
Jan Beeksma op zijn skutsje in de Boorn in Akkrum (klik op de foto voor een vergroting, klik nogmaals om te verkleinen)

Wat mij altijd fascineert bij het skûtsjesilen is, dat er twee kampioenschappen zijn: dat van de SKS en van de IFKS. Heel specifiek voor skûtsjes (en heel Hollands), maar het waarom ontbreekt in dit handboek en dat vind ik een gemis. Terloops wordt genoemd dat de IFKS opgericht is in 1981 (buiten het bestek van het boek) maar in de bijlage komen de IFKS schepen wel uitgebreid aan bod. De overgang van hoofdstuk 12 (De moderne tijd, beschreven in 10 pagina’s) naar de bijlagen met uitgebreide lijsten is abrupt. De lijsten zijn ook niet te snappen omdat uitleg en legenda van de vele afkortingen ontbreekt. Duidelijk voor de insider, maar zou door veel lezers zeker niet gemist worden. Waarom deze lijsten wel, maar geen lijst met skûtsjes is voor mij een vraagteken.

Handboek

Voordeel van een handboek is, dat al het bekende materiaal bij elkaar staat. Sommige (sub)hoofdstukken zullen voor ingewijden bekend zijn, een deel van het materiaal staat op de website. Zo bevat het stuk over de werf van De Boer in ‘De Lemmer’ voor mij weinig nieuws (ons schip is daar in 1903 gebouwd) omdat ik de verschillende publicaties over die werf ken. Nog steeds ontbreekt het stuk geschiedenis vanaf de jaren dertig tot 1960, het jaar waarin de laatste De Boer (is het nou Arie of Ary, ook hier de twee versies van de naam zoals in de bronnen) de werf verkoopt wegens gebrek aan opvolging.

Om Troch de Wyn te kunnen lezen moet een niet-Fries toch wel wat fantasie hebben.
Troch de Wyn = Door de wind ofwel Overstag
Foar de Neiteam = voor het nageslacht
En wat te denken van ‘Wetterfetsje’? Is dat
– klettervest
– waterton
– babyborrel (‘wetting the baby’s head’ of doopfeest)

De presentatie van het boek zou oorspronkelijk de LVBHB reünie in Leeuwarden zijn, maar was vertraagd. In oktober kwam al  de tweede druk uit met de nodige verbeteringen.
Handig is het losse register, onhandig dat de verschillende auteurs alleen in de inhoudsopgave vermeld zijn. Doordat er namelijk voor gekozen is de authenticiteit van de (sub)hoofdstukken te bewaren en niet weg te redigeren verschillen de bijdragen in leesbaarheid. Hoofdstuk 9 bijvoorbeeld (De Nieuwe Tijd) is wat ongestructureerd en bevat nogal wat foutjes, ongetwijfeld als gevolg van tijdsdruk.
Details, die de waarde van dit handboek er niet minder om maken, en ja, toegegeven, ik ben een neuzelaar op dat gebied (maar deze keer geen klachten over de vormgeving van mij). Al met al zal iedereen in dit fraai uitgevoerde boek wel wat voor zijn of haar gading vinden, maar zeker de ballast voor lief moeten nemen.

Frits Jansen en Klaas Jansma (redactie) Troch de Wyn 1866-1966, De historische rijkdom van het skûtsje, Uitgeverij Penn Leeuwarden, 576 pagina’s, € 49,-, ISBN 978-90-77948-66-8.

Deze recensie is eerder in ingekorte vorm gepubliceerd in Bokkepoot 202.

De Stichting Foar de Neiteam houdt zich intensief bezig met het vastleggen, documenteren, toegankelijk maken en overdragen van historische gegevens van skûtsjes. In 2002/2003 is door de Stichting de opzet en uitgave van een Fries-Nederlands schipperswoordenboek Skipperstaal mogelijk gemaakt. Daarnaast zijn Van Zwaluw tot Roek (2005), Voor eigen Risico (2007), Van Ambulant tot Zwaluw (2007), Lemster Skûtsje (2008) en Jachten en Jagen (2008) mogelijk gemaakt door de Stichting. Troch de Wyn is dus de nieuwste uitgave.