Werkbezoek van de werkgroep Tuigerij en Documentatie aan Houtbouwmuseum De Helling in Heeg

Vergadering Werkgroep T & DDe leden van de werkgroep Tuigerij en Documentatie vergaderen steeds bij een van hen thuis. Dit leidt ertoe dat zij eenmaal per jaar naar Friesland afreizen, omdat de nestor van de werkgroep, Anthon Snel, in Harlingen woont. Van die gelegenheid wordt altijd gebruik gemaakt om in de ochtend een kleine excursie te maken, waarna ‘s middags de reguliere vergadering plaatsvindt. Zo is er onder meer een bezoek gebracht aan Strikwerda in Schraard die allerhande lieren levert, aan het Skûtsjemuseum in Earnewald waar de houten skûtsje AEbelina wordt gebouwd en aan Lex Tichelaar in Harlingen die oude schepen opknapt en uitrust, maar ook nieuwe schepen bouwt en laat bouwen (bijvoorbeeld een luxe motor die aan de hand van een Nederlandse werktekening in China is gebouwd). (Klik op de foto links voor een grotere versie, klik op de vergrote foto om die weer te sluiten.)

Dit jaar ging de excursie naar het Houtbouwmuseum De Helling in Heeg waar wordt gewerkt aan de bouw van een palingaak, de Korneliske Ykes II. Wij waren er vorig jaar ook al, maar het schip is nu bijna klaar en nu Bart Vermeer, ook een lid van de werkgroep, daar met de Hugo Grotius is afgemeerd omdat hij de rondhouten voor de aak maakt, hebben wij wij ons bezoek herhaald.

In het museum wordt aan de hand van foto’s, gebruiksvoorwerpen en schaalmodellen de geschiedenis van de Friese scheepsbouw verteld. Het is gekoppeld aan de werf van Pier Piersma, die onder andere tjotters en Friese jachten bouwt en onderhoudt en bouwmeester is van de palingaak. Wij werden ontvangen door Sybren van der Meer die als vrijwilliger meewerkt aan de bouw van de Korneliske Ykes. Dat hij niet kan ophouden met vertellen, is geen bezwaar, integendeel. Op iedere vraag komt vaak een uitgebreid antwoord waarin alle elementen van de bouw van houten schepen, de geschiedenis, het varen en de sociale achtergrond van de schippers langskomen. Zo gaat de historie van de palingaken en de betekenis daarvan voor de gemeenschap van Heeg echt leven.

Palingaak in aanbouw (foto: Houtbouwmuseum Heeg)Die geschiedenis gaat lang terug, al weet niemand precies hoe lang. Sinds enkele honderden jaren hadden Nederlandse palingaken bij de Dutch Mooring in Londen een vaste ligplaats die voor hen gereserveerd bleef zolang er dagelijks een Nederlands schip lag afgemeerd. De ligplaats was vlak bij de Billingsgate Fish Market tussen London Bridge en Tower Bridge. De Nederlandse paling was een geliefd product en werd gretig afgenomen. De paling werd in eerste instantie gevangen in de grote meren van Noord-Holland zoals de Wieringermeer, maar na de droogmakerijen is de visvangst en daarmee ook de palinghandel verhuisd naar Friesland, eerst naar Gaaster en later ook naar Heeg. Heeg is eigenlijk een eiland, daardoor staat er wat stroom omheen, wat een voorwaarde is om de paling in bunnen in leven te kunnen houden.

Een palingaak was ongeveer 18 meter lang en 4,80 meter breed en mat zo’n 60 ton. De bun kon 10.000 kilo levende paling bevatten. Het schip werd gezeild door drie bemanningsleden en was daarmee eigenlijk flink onderbemand. (Ter vergelijking: bij het wedstrijdskûtsjesilen zijn er 11 tot 12 bemanningsleden aan boord.) De schippers verhandelden zelf de vis namens de reder. De bemanningsleden moesten volgens het verhaal dan ook over drie eigenschappen beschikken: Simsons krachten, Salomons wijsheid en Jobs geduld. Bij goed weer werd de reis van Heeg naar Londen in drie dagen gemaakt, maar bij storm moest er worden bijgelegd (het schip werd dwars op de golven gelegd), want als er aan de wind werd gezeild, werd de paling zeeziek. Hij verloor daardoor aan gewicht en dus aan opbrengst. Op die manier kwamen de schepen soms zelfs voor Zweden terecht en duurde de reis wel zeven of acht dagen.

Het verhaal over de palingaken en het zware leven aan boord wordt beeldend verteld door Jan Zetzema, een van de bemanningsleden van de laatste palingaak, de Korneliske Ykes, die kort na de Tweede Wereldoorlog is gesloopt (zijn boek De Friese Palingaken is helaas niet meer in de handel, maar misschien nog via een antiquariaat te verkrijgen).

Sybren vertelde zijn verhaal aan de hand van een aantal filmpjes die in het museum zijn te bekijken, waaronder een uit het archief van de BBC in Londen waarop te zien is hoe een postbode, keurig in kostuum, in een roeiboot de post bezorgt bij een Dutch eel boat. Verder is er een filmpje te zien over het vellen in Frankrijk van de enorme eik voor de kielbalk van het nieuwe schip.

Hout voor een knie (foto: Houtbouwmuseum Heeg)Het zoeken naar geschikt hout was een hele klus. Via internet is gezocht naar allerhande bomen, want voor het berghout bijvoorbeeld moest een boom worden gevonden die zo’n 50 cm krom liep. Er is bruto 200 ton hout verwerkt. Veel hout komt uit de Ardennen. Dit leverde een onverwacht probleem op, omdat veel bomen granaatscherven bleken te bevatten die ze hebben “opgedaan” tijdens het Ardennenoffensief.

De bouw nam vroeger ongeveer acht maanden in beslag, maar nu is er drie jaar aan het schip gewerkt. Vroeger werd er door gemiddeld twintig mensen buiten gewerkt, nu is er vooral binnen gewerkt. In 1912 bouwde Eeltjebaas een grote boeier (net zo groot als de palingaak) in 16.602 uur voor een bedrag van 68.000 gulden. Hij kon bogen op een enorme ervaring die vrijwel volledig is verdwenen. Daarom is er bij de bouw van de Korneliske Ykes II ook veel tijd gaan zitten in onderzoek en overleg.

Bart vulde het verhaal van Sybren aan met wat gegevens over het interieur waarover vrijwel niets bekend was en dat nu is ingericht aan de hand van tekeningen die een Engelsman in 1908 heeft gemaakt en van de foto’s van de sloop van de Korneliske Ykes. Hij vroeg verder advies aan de leden van de werkgroep over het beslag van de mast en rondhouten.

Na deze en nog veel andere verhalen was het tijd voor een rondleiding. Eerst door de loods waar veel Friese tjotters overwinteren. Sommige zijn echt heel oud en Bart vroeg vooral aandacht voor de verschillen in beslag. Het oude beslag wordt vaak vervangen door roestvrij staal. Begrijpelijk, maar niet altijd even mooi.

T&D bij de Palingaak (Klik op de foto rechts voor een grotere versie, klik op de vergrote foto om die weer te sluiten.) De palingaak is tijdelijk ingepakt in zeilen waaronder kacheltjes staan te blazen om de bitumen te laten drogen waarmee de met katoen gebreeuwde naden zijn gesloten. Een mooi detail zijn de gaten, gevuld met mos, op plaatsen waar veel water kan binnendringen of optrekken. Zo zijn er veel oude en nieuwe technieken toegepast en ontwikkeld en wij hebben bewondering voor het vakmanschap en het doorzettingsvermogen van de groep mensen die dit project heeft opgezet en tot een goed einde wil brengen.

Het schip is zo op het droge en in een loods waar het nog maar nauwelijks inpast, indrukwekkend groot en zwaar gebouwd. Wij zijn benieuwd hoe het er in het water za
l uitzien. De aak, die zo’n 70 ton weegt, wordt op 14 maart door Van Seumeren uit de loods gehaald (die daarvoor deels moet worden gesloopt) en naar het water gebracht. En als het dan in zijn element ligt, is in Heeg weer een stukje geschiedenis tot leven gebracht.

Een bezoek aan het museum en de palingaak is een aanrader voor iedere scheepsliefhebber. Het Houtwbouwmuseum De Helling is te vinden op it Eilân 6A. Voor meer informatie verwijs ik u naar de website van Houtbouwmuseum De Helling.