(Klik op de fotootjes in dit reisverslag om ze te vergroten, klik op de vergrote foto om hem weer te verkleinen)
(Naar deel 9: De Maas afzakken)
8 juli: Nog meer Maas
Zelfs het Julianakanaal is een verademing na het Albertkanaal, de oevers zijn tenminste groen. Het aantal sluizen neemt evenredig af met de toename van het verval per sluis ( 10-12 meter). Nog slechts twaalf sluizen scheiden ons van het nog verre Fryslân.
De Nederlandse Maas is ook fraai, helaas zijn aanlegplaatsen ook hier niet zo dik gezaaid voor onze maat. Maar we vinden in Wessum een mooi privé aanlegsteigertje en de volgende dag een prima ankerplek in een oude rivierarm. Zo mooi dat we besluiten een dagje rust in te bouwen. Ook in het Nederlandse deel geldt dat je kennis van de rivier nodig hebt om te ankeren. Het zijn geen Wadden, geen eb en vloed en de grindgaten zijn diep, met alleen aan de kanten snel oplopende oevers. We krijgen op onze rustdag slechts 2 flinke plensbuien. Tijd om ons te verdiepen in rivierwaterstanden, de wisselingen daarin en hoe dat te weten te komen zonder internet. Dit als voorbereiding op het stroomopwaartse deel op de Waal.
Het aantal bootjes is hier duidelijk groter dan in het Belgische deel. Zou het dan toch waar zijn dat Nederland een watersportland is?
11 juli: de Waal, stroomopwaarts
We gaan mee met de grote scheepvaart naar bakboordswal in de binnenbochten en vervolgens weer naar de overzijde na de bocht. Zo kunnen de stroomafwaarts varende schepen de meeste stroom in de buitenbocht meepakken. Een ons achterop komend motorbootje doet voor wat “kribbetje varen” is. Dat spreekt Niek uiteraard aan. De truc is om tussen de kribben buiten de stroom te gaan varen en dan net voor de krib weer naar de rivier-as toe te sturen. Bij de kop van een krib staat een neer die je gebruikt om tegen de stroom in, toch naar boven te klimmen. Als niet- roerganger is het bepaald geen rustgevend gedoe. Maar zodoende maken we toch een voortgang van 6,5 km/u bij zo’n 5 km/u tegenstroom.
Het beroemde fort Pannerden verrijst aan de horizon, de vlag wappert er. Na drie uur tegen de stroom in klimmen draaien we, met behulpzame aanwijzingen van het vrachtverkeer via kanaal 10 (een schipper die netjes aangeeft wat hij van plan is en naar onze koers vraagt), het Pannerdens kanaal in. Opeens gaan we weer met grote snelheid (16 km/u) de kribbetjes voorbij.
De IJssel
Hier en daar is de stroom zo sterk dat er staande golven worden gevormd. De dijk is soms dichtbij, soms veraf, koeien grazen tot aan het water, wilgen buigen hun takken en wuiven. Zo stroomafwaarts met weinig scheepvaart is het een prachtig stuk varen.
In Zutphen zien we grote platbodemmasten boven de rivierdijk uitsteken. Dat biedt perspectief voor een aanlegplaats. De Houthaven blijkt een museumhaven te herbergen waar wij welkom zijn (jachten niet). Soort zoekt soort.
Zutphen
De museumhaven herbergt een gemeenschapje op zich, met fundi’s en realo’s. Puristen die geen patrijspoorten dulden waar ze niet waren en mensen die uitgaan van de evolutieleer, ook voor schepen. Leven aan boord en varen in de 21e eeuw is anders dan het was in de 19e en 20e eeuw. Niek vertoeft er een weekje middenin. In de museumhaven ligt een oude Noordzeebotter die door Henny (een gezellige prater, eigenzinnig en voormalig medewerker scheepvaartmuseum Enkhuizen) en zijn vrouw wordt gerestaureerd en bewoond. Het blijkt dat deze botter door Oebele van der Werff in Doesburg is gebouwd, we hebben iets gemeenschappelijks.
Wieden, Weerribben en witte wallen
Vanwege de wind wordt het helemaal een motortoer via Wieden en Weerribben.
Het is weekend en bouwvakvakantie dus toptijd op het water en het water in deze regio is niet altijd even breed. De Kalenbergergracht is eigenlijk niet meer dan een flinke sloot tussen de rietvelden en rietgedekte voormalige arbeidershuisjes die nu ofwel riante woningen aan het water ofwel luxe vakantiestulpjes zijn. De haakse hoeken zorgen soms voor onverwachte situaties, zeker als motorboten zoveel verdiepingen tellen dat ze meer wind vangen dan hun schippers aan kunnen. We krijgen in ieder geval een volledige staalkaart van de Nederlandse gemotoriseerde vloot te zien. Gelukkig ligt een flink deel vanwege het slechte weer aan de wal, dat geeft ons vaar- en manoeuvreerruimte.
In Blokzijl verrichten we een goede daad door een sleepje in en uit de sluis te geven aan een zeilkruisertje. Een oudere, voormalig schipper met zenuwachtige vrouw die net een zeilboot hebben gekocht en nou wil die nieuwe buitenboordmotor potverdrie….!! niet starten.
Bij de 186e sluis van onze reis, op de grens van ‘t heitelân Fryslân, is het even flink persen om iedereen erin te krijgen. Een Koudumse “narrow boat” huurbak ligt dwars in de sluis en wij blijken toch niet met de kop naast de kont van een flinke motorboot te passen; dus gaan we weer wat achteruit. De sluismeester wil juist dat we vooruit gaan opdat er nog een motorvletje mee kan. Bij het uitvaren zit de huurboot weer in ons vaarwater. Rond de sluis liggen de wallen helemaal vol met boten en bootjes, alle soorten en maten, maar vooral wit afstekend tegen het rietgroen.
Het Tjeukemeer biedt bij het nieuwe eiland uiteindelijk een rustige plaats voor de nacht. Dank aan de Marrekrite.
Nieuwe wimpels waaien langer
De Jeltesloot is een eitje sinds er een aquaduct in ligt. Na IJlst wordt het steeds rustiger en ten noorden van Bolsward kom je geen bootje meer tegen.
Terwijl we via de Bolswardervaart de laatste kilometers weg tuffen, naai ik alvast een nieuwe wimpel aan het hekje. Als de mast na zes weken eindelijk weer overeind gaat, waait er een nieuwe wimpel aan de Westerzeedijk.
We sluiten af met een Weduwe Joustra op de goede afloop van een bijzondere reis.
(Niek en Liesbeth hebben de hele reis – inclusief kilometers, aanlegplaatsen en sluizen – gedocumenteerd in een spreadsheet. U kunt dat hier ophalen.)