Een nieuw roer voor de Onderneming

(Klik op de foto’s voor een grotere afbeelding; klik op de vergrote foto om hem weer te verkleinen)

Tot in de jaren ’60 van de vorige eeuw had elk dorp, elke wijk in de stad één of meer bakkers. Ze stonden om half drie in de nacht op om voor hun klanten deeg te kneden, het deeg op het oog in stukken te hakken van mootjes die vrijwel allemaal even zwaar waren, die met een zwierige boog in bakvormen te gooien en de hele santekraam op karren te laten rijzen bij een opwarmende oven. Pas tegen zessen ging het in de oven en het eindresultaat was: allemaal broden die op elkaar leken, maar toch allemaal verschillend waren.

Vervolgens werden er nog andere dingen gemaakt en tegen acht uur ging een groot deel van de produktie in de bakfiets en werd uitgevent. En dat zes dagen in de week. Broodbakken was een ambacht. Je kan je voorstellen dat de Bakker wel trots was op zijn produkt, maar op zondag  geheel uitgeteld was. Als bakkersknechtje heb ik het van nabij mogen meemaken en mijn vader vond het geen goed plan dat ik bakker wilde worden.

Halverwege de jaren ‘60 kwamen de broodfabrieken op. Bakkerijmachines, rijskasten, thermostaten en allerlei moderne machines die Bums-dwarsgebakken en Tarvo moutbrood maakten, waarvoor je als kind om daarvan te kunnen genieten bij de moeder van Japie ging wonen. De bakkers van de fabriek gingen pas om zes uur aan het werk, want het voorwerk was al machinaal gedaan. Brood was een produkt geworden. Ik weet niet of deze generatie bakkers na het werk wel voldaan thuis kwam.

De scheepstimmerman en de ijzerwerkers op de werven bouwden schepen. Meestal een hondenbaan in weer en wind. Oók erg vroeg op en op zondag uitgeteld. Als het nieuwe schip te water ging was het feest en iedereen was trots op het eindresultaat. Sterker nog: de schippers van de LVBHB zijn heden nog steeds trots op hun schip. Vooral als deze ambachtelijk in elkaar gezette schepen de tand des tijds hebben doorstaan en we aan de lijnen van het schip de bouwer kunnen herkennen.

Een echte Overbosch ...De huidige generatie binnenschepen wordt ergens op een fabriek in het verre buitenland gemaakt. Alleen het transport naar Nederland baart nog opzien. Zijn die makers en de schipper nog trots op hun schip?

Menig scheepsbouwer bracht met gepaste trots een plaat op het schip aan met de naam van zijn werf en het unieke bouwnummer. In deze tijd hangt alles van “merken” aan elkaar. Ja, de Status van de Gebruiker is op merken gestoeld. Ik vind het opvallend dat ik er nooit iets van zie dat de huidige schippers van de LVBHB, op de momenten dat zij met hun schepen bij elkaar zijn, trots op hun eigengemaakte werk wijzen.
Waarom zet een zeilmaker wel zijn “handtekening” of merk op de zeilen? Waarom hebben we het wel over een merk motor?

De zilversmid en de plateelbakker zetten hun merkteken op de ambachtelijk vervaardigde produkten. Een schilderij krijgt zijn waarde als de meesterschilder er zijn naam aan heeft verbonden door hem rechtsonder op het schilderij te zetten.

Zijn de huidige smeden, lassers klinkers en zwaardenmakers dan niet trots op hun werk?

We hebben een nieuw roer voor de “Onderneming” laten maken door de Zwolse scheepstimmerman Overbosch. Het is een produkt geworden dat gezien mag worden! Daarom heb ik gevraagd of de beide bouwers hun produkt wilden signeren. Ze vonden het een merkwaardige vraag, maar wij kunnen de komende 90 jaar zeggen: We hebben een echte Overbosch aan het schip.

Schipper Oen

Schipper Oen