(Noot van de redactie: Dit beleidsstuk is behandeld in de wintervergadering 2010. Het is overgenomen uit Bokkepoot 192: Jaarstukken 2010)

I. Inleiding: waarom en hoe

Een discussie over doelen van de vereniging en middelen om die te bereiken, komt telkens terug op de agenda van de vereniging. In de wintervergadering 2009 heeft het bestuur toegezegd daarover een discussie te organiseren in de tweede helft van het jaar. Er is sinds de laatste wintervergadering niet stilgezeten.

Een kwartet van leden heeft een discussiestuk opgesteld, waarin hun keuzen zijn verwoord. Dit stuk is op de website van de vereniging gezet.1
Andere leden hebben via een email aan het bestuur hun bezorgdheid geuit over de eindeloze discussie, die weer een hele werkgroependag kaapte. Weer anderen hebben monde-ling laten weten, dat ze vinden dat in deze discussie allerlei belangen door elkaar lopen. Zeker zijn er ook leden die zich afvragen of ze nog wel met het goede bezig zijn, als de vraag ‘waarom’ zo lang op tafel blijft liggen…

Daarom heeft ook het bestuur een visie op de site geplaatst2. Het bestuursstandpunt was geen weerwoord tegen het kwartet of andere leden. Het probeert elementen van de verschillende opinies aaneen te rijgen en vormt zo een standpunt, dat het bestuur ziet als zijn leidraad voor komend beleid. De werkgroependag in november 2009 was de eerste mogelijkheid om hierover te praten. Er is een open uitnodiging naar de leden gegaan om deel te nemen aan de discussie. En een groot aantal leden heeft zich aangemeld. Het resultaat was een fantastische discussie, waarin met respect voor andere leden heel veel verschillende inzichten naast elkaar gezet zijn.

Naar aanleiding van de discussie op de werkgroependag heeft het bestuur zijn standpunt aangepast en aangescherpt. In dit document wil het bestuur zijn motivatie en richting voor de komende tijd vastleggen en zo bespreekbaar maken. Niet vastleggen voor de eeuwigheid, maar als een levend document, dat aangepast moet worden als de context verandert.

Dit document wordt nu ingebracht in de algemene ledenvergadering van februari 2010, opdat alle leden zich erover kunnen uitspreken.

II. De context

De LVBHB-leden en hun schepen

De LVBHB is een vereniging van mensen en de werkzaamheden binnen de vereniging worden op vrijwillige basis door de leden uitgevoerd. Voorbeelden daarvan zijn de werkgroepen, het bestuur, de regio’s en de Bokkepoot. Het lidmaatschap kent geen beperkingen en iedereen met belangstelling voor het historisch bedrijfsvaartuig kan lid worden.

De LVBHB-ers van het eerste uur vonden elkaar in de gedeelde belangstelling voor de oude bedrijfsvaartuigen, die toen een bedreigde soort vormden. Die belangstelling werd al snel omgezet in actie om die oude schepen in hun oude glorie te herstellen en er dan weer mee te gaan varen. Tegen die achtergrond wekt het dan ook geen verbazing, dat toen we in eigen kring en met anderen – overheden en andere behoudorganisaties – over het beschrijven van ons varend erfgoed gingen praten, de aandacht vooral gericht was op ‘hoe nauwkeuriger het schip weer terug is in de staat van zijn tewaterlating, des te mooier of beter het is’.

De schepen en het documenteren

Ons doel is behoud3, maar hoe gebeurt dat in feite? Behoud in het kader van originele functie (bijvoorbeeld vervoer van vracht) is bijna nooit meer haalbaar. Dus we kopen (of krijgen) varend erfgoed en we geven er nieuwe functies aan. Die nieuwe functies betekenen vaak, net als vroeger, de redding van een schip. Het schip kan bijvoorbeeld als monumentaal voorbeeld in een museale collectie worden opgenomen, het kan geschikt gemaakt worden voor wonen, voor nieuwe vormen van transport, voor charter, voor recreatie, enzovoorts. Vaak gaat het om een combinatie van functies.
Bijna altijd is verbouwing nodig voor de nieuwe functie(s). Bij die aanpassing aan de nieuwe functie(s) kunnen interessante gegevens of details verdwijnen. Voor behoud speelt de kennis een cruciale rol. Daarom is het moment van functiewisseling van groot belang voor het vastleggen van hetgeen ‘is’, opdat geen kennis verloren gaat.


Terzijde 1

Verbouwen, onderhouden, herstellen, restaureren: allemaal woorden die door elkaar heen gebruikt worden in dit kader. Allemaal samen te vatten onder het begrip ‘instandhouden’, wat het zelfde wil zeggen als ‘behouden’. Het belang van documenteren kan ook worden ondersteund door vakkundig advies voor aan instandhouding begonnen wordt. Enerzijds is er veel kennis aanwezig binnen de vereniging. Aan de andere kant proberen mensen met instandhouden hun brood te verdienen.
Hoewel restauratie(advies) een zaak tussen de individuele scheepseigenaar en de restaurateur/adviseur blijft, kan de LVBHB toch een rol spelen door te helpen de structuren zo duidelijk mogelijk te maken. Ook het kwartet heeft zich in zijn advies ervoor sterk gemaakt dat iedereen die aan een schip begint, éérst nadenkt en dan pas de slijptol ter hand neemt. Zij pleiten ervoor dat een (nieuwe) eigenaar/schipper zich éérst terdege oriënteert en éérst documenteert wat hij/zij wil gaan veranderen.
Bij dat pleidooi sluit het bestuur zich aan, zoals gezegd in de overtuiging dat het primair een zaak tussen eigenaar en opdrachtnemer blijft. We zijn wel bereid te helpen zoeken naar een systeem van kwaliteitsborging bij verbouw-/restauratieadviezen en daarbij samen te werken met deskundigen en gezaghebbende andere partijen uit wetenschap en overheid. Een weg die waardevol lijkt, is aan te sluiten bij het systeem van kwaliteitsborging, zoals Restauratoren Nederland (RN) dat hanteert. Het bestuur wil het initiatief van de werkgroep Tuigerij en Documentatie ondersteunen om te komen tot een aparte discipline Scheepsrestauratie binnen RN.


De LVBHB vindt dat de eigenaar de morele verantwoordelijkheid heeft om zoveel mogelijk vast te leggen voor volgende generaties4. Sommige eigenaren bouwen een volledige portfolio op bij hun schip. Ze leggen zo vast wat is gedaan en wat bekend is. Voor alle eigenaren biedt ons eigen bestand historische schepen (BHS) een mogelijkheid om alles vast te leggen. Maar hoe dan ook, de LVBHB vindt dat zoveel mogelijk gedocumenteerd moet worden, zodat er zeker bij ingrijpende verbouwingen, niet -ongeweten- kennis verdwijnt. Wat er is, is interessant. Niet zozeer waar het heen moet. Men zou zelfs kunnen concluderen dat onverbouwde schepen, die nu in categorie C van het Nationaal Register Varende Monumenten(r) (NRVM) zijn opgenomen, vaak veel interessantere ongekende nieuwe (oude!) dingen verbergen dan schepen in de A-categorie.

De bedoeling van documentatie is, dat deze geen oordeel in zich bergt. Het een is niet beter dan het ander. Het een is wellicht ouder dan het ander, de functie van het een is anders dan die van het ander, maar ouder betekent niet altijd interessanter en betekent zeker niet ‘beter’. De ontwikkeling van het gebruik van het vaartuig is vaak erg interessant, het hele verhaal is meer dan de details.

Het totaal aan verzamelde gegevens kan worden omgezet in een totaalbeeld, in geaggregeerde kennis, in informatie over hoe de bedrijfsvaartuigen zich ontwikkelden en hoe het beeld op en rond het water veranderde. Dit totaalbeeld kan weer interessante aanknopingspunten bieden voor mensen die een haven willen ontwikkelen, die plannen hebben om een oud kanaal weer bruikbaar te maken, maar ook voor mensen die plannen willen maken met een individueel vaartuig.
Kennis is het sterkste instrument in de handen van de vereniging.

Als de vereniging en dus haar leden, in staat is om deze kennis met passie aan de man te brengen, wordt ook het belang van het varend erfgoed meer zichtbaar voor beleidsmakers en publiek.

De schepen en het waarderen

Bij het vorengaande sluit het ‘waardestellend kader’5 vrijwel naadloos aan. Dit biedt een nieuwe manier aan om te beschrijven wat vanuit cultuurhistorisch oogpunt interessant en waardevol is aan (varend) erfgoed. Het kijkt daarvoor naar verschillende aspecten en vraagt met name om een omschrijving van hetgeen ‘de moeite waard’ is. Het biedt met opzet geen mogelijkheden om erfgoederen met elkaar te vergelijken en is dus geen instrument om vast te stellen wat ‘goed’ of ‘beter’ is.

Het ministerie van OC&W wil dit waardestellend kader voor mobiel erfgoed gebruiken als voorbeeld voor cultuurhistorische waardebeschrijving van andere erfgoedcollecties. Het ministerie van OC&W wil de huidige Monumentenwet uit 1988 moderniseren (kortweg het project ‘MoMo’) en heeft daartoe eind 2009 een beleidsbrief opgesteld. Daarin staat, dat het ministerie vindt dat het mobiele erfgoed deel moet uitmaken van het monumentenbeleid. Het Nationaal Register Mobiel Erfgoed (NRME) wordt de leidraad voor dit nieuwe beleid. Het NRME kent vier sectoren: water, lucht, weg en rail. Het FONV vertegenwoordigt de sector water en het NRVM is dus onderdeel van het NRME.

In dit licht ontwikkelt zich de term ‘waarderen’ steeds meer als ‘evalueren, terugblikken en begrijpen’ en steeds minder als ‘hoogachten of taxeren’

Voorlopig zijn in de dagelijkse praktijk de uitgangspunten van vrijwel alle overheden nog gebaseerd op de huidige Monumentenwet en dus met een duidelijk onderscheidende instelling tussen monument en de rest.

Ook bij het varend erfgoed zal dit dus niet van vandaag op morgen zijn afgeschaft: waarderen aan de hand van criteria en het betreffende erfgoed in een zekere kwaliteitsbox stoppen. Dit onderscheidend karakter in het huidige systeem is onder meer ingegeven door de hoeveelheid van potentiële monumenten: wat dichter bij het origineel ligt wordt van hogere waarde gevonden, want van de minder originele bestaan er nog heel veel exemplaren. Dit onderscheid gaat om de behartiging van de belangen: het idee is, dat het verspreiden van een klein beetje subsidie over heel veel objecten geen zin heeft, dat het verdelen van de schaarse ligplaatsen in historische havens onder te veel schepen tot chaos en een suboptimaal beeld leidt en dergelijke. Daarom is er bij veel beheerders van deze instrumenten een behoefte aan een duidelijke uitspraak wat ‘beter’ is. Daarop willen zij zich richten.

Als instrument van het varend erfgoed is het Nationaal Register Varende Monumenten in het leven geroepen met de classificaties die we nu kennen. Grofweg bestaat die uit drie categorieën: A. Varend Monument; B. Historisch schip met een restauratieplan; C. Historisch casco.
Het NRVM wordt inmiddels ook gebruikt voor het toekennen van ligplaatsen, voor rode olie, voor restauratieleningen en dergelijke, en zelfs als verkoopargument. Maar door de positieve waardering van enkele schepen valt verder veel waardevol erfgoed buiten de boot. Dit is tegen de doelstelling van de LVBHB: die streeft het behoud van alle historische bedrijfsvaartuigen na, niet slechts van enkele voorbeelden daarvan. Dit langzamerhand gegroeide inzicht vraagt om verder na- en doordenken en de uitkomst daarvan ook in beleid om te zetten.

Het NRVM is in beheer bij de Sectie Varende Monumenten en eigendom van de Federatie Oud Nederlandse Vaartuigen (FONV), de koepel van Nederlandse behoudorganisaties van vaartuigen. Het NRVM is opgezet met geld van de overheid. De LVBHB is een van de leden van de FONV en kan dus niet eenzijdig wijzigingen afdwingen. De overheid, andere behoudorganisaties en gebruikers van het NRVM zullen overtuigd moeten worden van de wenselijkheid van veranderingen. Dat is een proces van lange adem en van (vele?) tussenstappen.

III. Wat wil de LVBHB?

In het vervolg van dit beleidsstuk wil het bestuur aangeven wat zijn lange termijn doel is ten aanzien van registreren en waarderen en welke tussenstappen hij daarbij nu kan onderscheiden. Het gaat daarbij om hoofdlijnen en niet over gedetailleerde uitvoering. Daarvoor zal het bestuur steeds te rade gaan bij de betreffende werkgroepen.

A. Lange termijn doel

Het bestuur ziet de LVBHB als een vereniging van mensen met als doelen: behoud, belangen en gezelligheid (dit laatste doel verdient niet veel uitleg in het kader van dit document en wordt dan ook verder buiten beschouwing gelaten). Het bestuur vindt alle drie doelen belangrijk. Als lange termijn doel ziet het bestuur dat het behartigen van belangen opnieuw het behoud van alle historische bedrijfsvaartuigen gaat versterken. Wat het bestuur daarbij uitdrukkelijk niet wil loslaten is, dat we ‘een vereniging van mensen zijn, die vooral door de inzet van vrijwilligers en gebruik makend van kennis’ haar doelen wil bereiken.

B. Kortere termijn doel

Voor het nastreven van de doelen behoud en belangenbehartiging bestaat op dit moment voor elk doel min of meer een eigen instrument6

  1. Voor behoud is het instrument ons eigen Bestand Historische Schepen (BHS) waarin schepen worden beschreven en gedocumenteerd.
  2. Voor belangenbehartiging is het instrument het NRVM, waarin schepen worden geregistreerd en gewaardeerd.

Hierboven heeft het bestuur als lange termijn doel aangegeven dat belangenbehartiging en behoud (de punten 1 en 2) weer in harmonie zouden moeten worden gebracht. Hoe het bestuur denkt dat te kunnen bewerken, welke ontwikkelingen gewenst zijn en welke (tussen-)stappen mogelijk gezet moeten worden, wordt hieronder beschreven. Dit kan gezien worden als de kortere termijn doelen van de vereniging.

1) Behoud

In het instrument Bestand Historische Schepen (BHS) is een schat aan informatie beschikbaar voor documentatie. We zijn ervan overtuigd, dat het gebruik van het BHS nog verbeterd kan worden door meer en meer historisch verantwoorde informatie op te nemen. Op deze manier kan het een verbeterde bron van kennis worden voor eigenaren, schouwers en restaurateurs. Dat kan door vooral de eigenaren zo veel mogelijk te stimuleren alles in het BHS vast te leggen en dit aan anderen ter beschikking te stellen zijn. Kennis is de belangrijkste bron van inspiratie en ons belangrijkste instrument voor het bereiken van ons doel. Het voedt onze passie voor behoud en is de boodschap die we aan de samenleving willen laten horen.

De waarde van het BHS kan verder vergroot worden. Gezien de ontwikkelingen rondom het erfgoed (MoMo e.d.) wil het bestuur daarbij zoveel mogelijk het waardestellend kader als denkkader voor het BHS overnemen.

Mogelijke ontwikkelingen:

  • geef ook anderen dan de eigenaar (zoals schouwers, adviseurs en restaurateurs) de mogelijkheid gegevens over een schip vast te leggen;
  • verbeter de kwaliteit en de betrouwbaarheid van de gegevens door moderne technieken te gebruiken (bijvoorbeeld een Wikipedia-achtige opzet?);
  • stel zo veel mogelijk informatie beschikbaar voor gebruikers zoals de schouwers, adviseurs of restaurateurs;
  • overtuig de eigenaren van schepen van het belang van registratie in het BHS voor henzelf en voor anderen en voor de LVBHB als geheel, gezien het strategische belang van de kennis, opdat ook de op dit vlak wat minder actieve leden aangespoord worden om te documenteren;
  • neem ook de reeds bestaande scheepsgebonden gegevens vanuit de bevindingen en verslagen van de werkgroepen Tuigerij en Documentatie en Havens en Ligplaatsen en van de schouwers onverkort op in het BHS;
  • stel de gegevens van schip/schepen in geanonimiseerde vorm beschikbaar;
  • stel de informatie beschikbaar voor derden;
  • maak het mogelijk ook schepen van niet-leden op te nemen (of opgenomen te houden).

2) Belangenbehartiging

Het NRVM is gericht op individuele schepen, terwijl ook een groep schepen interessant kan zijn. Het NRVM met zijn selectieve werking heeft als neveneffect, dat niet alle historische bedrijfsvaartuigen als waardevol gezien worden. Daarmee heeft het een negatieve uitwerking op het lange termijn doel van de vereniging.

In deze context heeft het bestuur al eerder7 aangegeven te willen streven naar een ‘Status Aparte’ zoals bij het onroerend erfgoed. Wanneer die status bereikt zou kunnen worden, dan heeft onze doelgroep – voor zover in het NRVM opgenomen – in ieder geval een paar voordelen van dat NRVM: de belangen van de groep worden dan door het ministerie van OC&W onderschreven en verdedigd in andere dossiers (emissie-eisen, veiligheid, coatings, vaarsnelheden bijvoorbeeld). De rol van de LVBHB zou dan meer kunnen evolueren tot ‘creatieve voortrekker’ en waar nodig tot ‘luis in de pels’.

De aanzet die minister Plasterk van OC&W gemaakt heeft in zijn beleidsbrief in het kader van MoMo is een beweging in die goede richting. Hij geeft aan onderzoek te willen doen naar voor behoud van mobiel erfgoed noodzakelijke uitzonderingen op bedreigende regels van andere overheden. De LVBHB zou kunnen aanbieden een belangrijke rol te spelen in het onderzoek.

Voorlopig is het NRVM een feit waar we niet om heen kunnen. Het zal de eerstkomende jaren niet verdwijnen. Maar ook op de minder lange termijn kan het NRVM zelf verbeterd worden, waardoor meer schepen in een categorie komen, die recht doet aan de waarde van het schip. De LVBHB moet voor zo’n verbetering haar invloed aanwenden in FONV-verband en daarbij samenwerken met de andere behoudsorganisaties en de gebruikers van het NRVM.

Wij zien als nastrevenswaardige verbeteringen van het NRVM voor de kortere termijn een andere indeling dan de huidige:

  • een kleine categorie waarin min of meer alleen de echt museale schepen met een voorbeeldfunctie een plaats kunnen vinden;
  • een heel brede categorie waarin alles wat de moeite waard is in historische havens een plaats krijgt (schepen die op 100 meter een historisch beeld tonen);
  • verder een categorie waarin alles wat de moeite waard is om te behouden een plaats vindt (bijvoorbeeld een vaartuig met waardevolle elementen);
  • en een categorie voor gedocumenteerde replica’s.

De eerste twee categorieën zouden dan Varend Monument zijn. Maar ook voor de andere categorieën zouden bepaalde specifieke uitzonderingen op algemene regelgeving moeten gelden (bijvoorbeeld een historisch casco zou onder een eventuele uitzondering voor het gebruik van historische verven moeten kunnen vallen, maar wellicht niet onder de uitzondering van eventuele emissie-eisen, als er een moderne motor in staat).


Terzijde 2

Een belangrijke rol in de werking van het NRVM is weggelegd voor de schouwers. Het proces van schouwen/beoordelen en waarderen staat momenteel op hoog niveau en is het hoogst haalbare met de huidige (vrijwilligers) organisatie. Toekomstige ontwikkelingen zoals verandering van het NRVM, maar ook de ontwikkelingen op het gebied van de Monumentenwet kunnen aanpassing van het schouwproces noodzakelijk maken. Maar aanpassingen die veel meer capaciteit van de vrijwilligers eisen, lijken nu niet haalbaar. Wel denkt het bestuur dat dialoog tussen schouwers en adviseurs en restaurateurs versterkt zou kunnen worden, waardoor uitwisseling van kennis en vergrote expertise kan ontstaan zonder belangen te mixen.


 

C. Waar komen kortere termijn en lange termijn doelstelling bijeen?

Het bestuur ziet als een nastrevenswaardig eindplaatje een samenkomen van het verbeterd documenteren en het anders waarderen. Bij voorkeur in een en dezelfde database. Op dit moment lijkt een instrument als het waardestellend kader het meest alle doelen van de LVBHB te kunnen dienen: het waardeert op een zekere respectvolle wijze en het registreert wat er is. Daarom wil het bestuur ook de korte termijn ontwikkelingen van het BHS zeker in dit kader plaatsen.


Noten

1. Zowel het document van ‘het kwartet’ en het bestuursdocument voor de werkgroependag is te vinden op de ledensectie van de site onder ‘bestuur’. Voor toegang moet u inloggen. (terug naar de tekst)
2. Zie voetnoot 1 (terug naar de tekst)
3. Van schepen, van kennis en vaardigheden om ermee te varen en van technieken waarmee de schepen gebouwd en getuigd worden: in het vervolg ‘behoud’. (terug naar de tekst)
4. Het schetsboek ‘Nooit Volmaakt’ is hiervan een navolgenswaardig voorbeeld. (terug naar de tekst)
5. Het waardestellend kader: een project van ICN, RDMZ, CIME van 30 juni 2005, dat leidde tot het boekje ‘Erfgoed dat beweegt’. Een handleiding voor het zelf toepassen van het waardestellend kader is nu in ontwikkeling. (terug naar de tekst)
6. Alleen de belangrijkste, specifieke instrumenten worden genoemd. Er zijn natuurlijk nog meer heel belangrijke LVBHB-instrumenten zoals de Bokkepoot/Bulletalie/site enz, maar die zijn generiek en dienen alle doelen en zijn dus niet onderscheidend in de verdere discussie. (terug naar de tekst)
7. Bokkepoot 184, juni 2008. (terug naar de tekst)