(Naar aflevering 3: Leer, een zeehaven ver van zee)

(Klik op de fotootjes in dit reisverslag om ze te vergroten, klik op de vergrote foto om hem weer te verkleinen)

(Wat vooraf ging: Niek en Liesbeth waren van plan met hun tjalk Oerol Thûs naar de Meckelenburger Seenplatte te zeilen, buitenom. Maar eenmaal op het Duitse wad kregen ze een harde noordooster tegen. Greetsiel aangelopen en van daaruit door naar Leer. In Leer werden ze hartelijk ontvangen.)

De kilometertelling mag dan misschien wel kenteren bij de haveningang van Papenburg, maar het tij trekt zich daar niets van aan. De eerste sluis op de Eems (als we het Sperrwerk bij Gandersum niet meetellen omdat dat meestal openstaat) is nog ruim 12 km voorbij het 0-punt bij Papenburg. Dit is de sluis Herbrum, bij de rode marker op bijgaand kaartje. Tot hier loopt twee keer daags de getijgolf. We zijn dan ongeveer tachtig kilometer landinwaarts vanaf het Ra Wadje, en meer dan honderd km vanaf de Westereems-verkenningston op de Noordzee. Kaartje Deel 4

Fivelborg in aanbouw (Klik in de foto om te verkleinen) Wij willen gebruik maken van de getijstroom dus ruim voor twee uur zijn we bij de Seeschleuse van Leer aanwezig met nog drie kleine schepen. Helaas, het water buiten staat te laag. We dobberen wat rond. Boven ons uit torent de boeg van een zeereus in aanbouw, de Fivelborg, met ernaast de kadekranen die eraan werken. Grote dikke staaldraadkabels houden het schip bij de wal. Over een paar weken, tijdens onze terugreis, begeven die kabels het en zal dit een rampgebied worden …
Pas tegen drieën staat er voldoende water boven de sluisdrempel en schutten we de Leda in. Er staat een felle, modderbruine, tegenstroom die we maar langzaam bedwingen en pas ruim over drieën draaien we de Eems op richting Papenburg en Herbrum en pakken we de getijstroom mee .
Door het verlate vertrek uit Leer klopt onze berekening niet meer en is de getijstroom op vóórdat wij rond zes uur ‘s avonds Herbrum bereiken. De sluis is met 165 meter lengte en 12 meter breedte, indrukwekkend.
Grote sluizen in Duitsland (Klik in de foto om te verkleinen)
Kruisbolder (Klik in de foto om te verkleinen) De sluizen in de Eems zijn heel wat anders dan de Franse spitsmaatsluisjes waar je je als skûtsje best thuis voelt. Hier krijg je een nietig gevoel. Het is gelukkig hoog water en het verval is hooguit een meter. Dat valt dan weer mee.

Met een slakkengangetje meanderen we achter een geladen Duits binnenvaartschip de Eems op naar de tweede sluis, sluis Bollingerfähr. Hier, en bij de verdere sluizen, ziet het bij het invaren er anders uit dan in Herbrum. Kade en bolders zijn niet zichtbaar. De wand steekt enkele meters boven ons hoofd uit. In de wand liggen de bolders meer dan onze scheepslengte, 15½ meter, uit elkaar. De bolders verschillen vaak van vorm. Meestal zijn het de gebruikelijke korte paaltjes, maar we komen ook lastigere kruiskonstructies tegen.

Eénmaal, in de sluis Doverden in de Weser, waren de bolders in de sluiswand zelfs geheel afgeflext. Gelukkig was er geen ander sluisverkeer en konden we met de kleine pikhaken in de trap aanpikken. Een afgeflexte bolder op de Weser (Klik in de foto om te verkleinen)
Gele strepen markeren bolders en glijstangen (Klik in de foto om te verkleinen) Boven, aan de rand van de sluizen, zijn gele strepen zichtbaar. Als je de sluis laag invaart, bergvaart dus, dan zie je daaraan waar op de kade de bolders staan.
Sommige gele strepen aan het begin en het eind van de sluis lopen door naar beneden. Bij die doorlopende strepen voor en achterin zijn glijstangen aangebracht bedoeld voor kleine (recreatie) schepen. Meestal loopt de glijstangen helemaal door, maar we zijn ook wel eens verrast door een stang die maar tot halverwege ging. Dan moet de lijn los en overgebracht naar een tweede stang om verder te glijden. Ook bij trappen zijn soms de doorlopende gele strepen aangebracht. Glijstangen lopen niet altijd door! (Klik in de foto om te verkleinen)
Vlak voor de vangkabel in de sluis Oldenburg (Klik in de foto om te verkleinen) Zowel hier op de Eems als later op de Weser zijn de meeste binnenvaartschippers attent op de medeschutters. In de sluis twee lijnen vast en de motor uit. In Oldenburg, als we al op de terugweg zijn, gaat het bijna mis. De sluismeester vraagt aan de Allons uit Zwolle hoe lang hij is en instrueert hem zover mogelijk naar voren te gaan, zodat de twee recreatieschepen er ook bij kunnen. Dat scheelt een schutting en dat spaart weer water, want het verval tussen Hunte en Küstenkanaal bedraagt bij laagwater wel 7 meter. De Allons legt alleen vóór vast en houdt motor en schroef aan. Achter hem kunnen we in zijn kielzog met moeite een bolder bemachtigen. We liggen uiteindelijk te draaien en zwaaien, maar een paar meter voor de staalkabel die de drempel en deuren beschermt. Het tweede kleine schip komt er niet bij. Tot zijn geluk eigenlijk.
Het schroefwater van de Allons drukt ons achteruit maar weerkaatst achter ons op de dichtgaande deuren en veroorzaakt een onvoorspelbare voorwaarts stuwende golf die ons achterschip van de wal af drukt. Ik zet de motor weer bij om het schip in bedwang te houden, roer gevend, tegelijkertijd de lijn naar de bolder vast houdend en de marifoon hanterend. Pas na twee keer vragen via de marifoon van mij, en ook nog direct op de man af door Liesbeth, die voorop daarop de volle verbale vloekstroom van de schipper over zich heen krijgt, maakt de schipperse achter vast, en gaat even de schroef uit. De schipper loopt met papieren naar boven naar de sluiswachter komt terug en haalt de achterlijn los. Zijn vrouw zet de schroef weer in zijn werk terwijl we nog bezig zijn met omhoog schutten en de sluisdeuren nog lang niet opengaan. Als we eindelijk ruim achter de Allons de sluis uit varen, maak ik een gebaar naar de sluismeesteres. Hopeloos gebaart ze met twee handen terug als of ze wil zeggen “Sorry, Ik kan er ook niks aan doen!” Is het toeval dat telkens als ons zoiets in het buitenland overkomt het Hollanders zijn? Of zijn enkele van juist onze beroepsschippers internationaal zulke asociale kaaskoppen? Samen met de Allons in sluis Oldenburg (Klik in de foto om te verkleinen)

Net als in Greetsiel is het weer tijd voor bezinning op onze route. Vanaf sluis Bollingerfähr landinwaarts hebben we vier mogelijkheden:

  1. Over 3,5 kilometer komen we bij het Küstenkanaal dat richting Oldenburg en via de Hunte naar de Weser gaat.
  2. Nog eens twee sluizen en ruim 55 kilometer verderop zijn we bij Haren en het Haren-Rutenbrock kanaal dat aansluit op het Stadskanaal richting Groningen.
    Tien sluizen verderop bij de splitsing van het Dortmund-Emskanaal en het Mittelland kanaal kunnen we ook nog besluiten hoe we verder varen.
  3. Via Duisburg, de Wesel en de Rijn (wij hebben immers ons kostbare Rijn Sportpatent!) terug varen naar Nederland, of
  4. Doorgaan richting Oost op het Mittelland kanaal.

We laten het Küstenkanaal links liggen en varen door richting keuzepunt twee. Maar dat halen we vandaag niet. Om 20 uur 45, bij kilometer 199, leggen we aan in een heuse box bij de buitensteiger van het Marinapark Ems-tal, vriendelijk geholpen door de schipper van het motorkruisertje Bejo. Die schipper is afkomstig uit een binnenschippersfamilie uit Haren (Dld) aan de Eems, en eigenlijk nog steeds op zoek naar het ouderlijk schip. Het is een rustige overnachtingsplek. Vermoeid van een eerste dag in die voor ons nieuwe, grote Duitse sluizen (en dan zijn we toch ooit line-handlers in de sluizen van het Panamakanaal geweest!) en voldaan over hoe mooi de omgeving van de Eems is, trekken we de Berenburg open.

(Naar aflevering 5: Dromen en nachtmerries)