Peter en Nieske Hooglander met hun nichtje Joke BenschopDit reisverslag is geschreven door Leentje Janse (1910-1990). Haar vriendin Nieske Clements was in 1939 getrouwd met Peter Hooglander. Peter voer samen met zijn vader op het motorschip de Terra Nova. Leentje Janse mocht, samen met haar zuster Cor, één reis op de Terra Nova meevaren. Ook Giel Clements, de jongste broer van Nieske, ging deze reis mee. De reis duurde van 21 juli tot 14 augustus 1946.

De Terra Nova − nu het verenigingsschip van de LVBHB − was voor die tijd een modern schip, met een kleine maar gezellige roef. Er waren twee kleine slaapkamertjes, één voor Nieske en Peter en één voor de vele gasten die mee voeren. Vader Hooglander (en op deze reis waarschijnliijk ook Giel) sliepen in de twee bedsteden in de woonkeuken. Matroos Ad had zijn eigen piepkleine onderkomen in het vooronder. De Terra Nova is een schip van 417 ton met een motor van 200 PK.

Het verslag is in februari 2011 bewerkt door Joke Kraal, een nichtje van Peter Hooglander.

In Bokkepoot 205 en 206 (2012) staat een bewerkte versie van dit verslag van Johan Schaberg.


(Klik op een afbeelding voor een grotere versie. Klik op het vergrote plaatje (of gebruik de ‘Terug’-knop in uw browser) om terug te gaan naar het artikel.)

Maandag, de eerste dag.

De familie Janse, kort na de oorlog. V.l.n.r.: Leentje, Cor, moeder, Leen en Gerrie Janse Zondagavond 21 juli 1946 komen wij ‘s avonds om half elf aan boord.
’s Morgens om 5 uur worden wij wakker doordat alles begon te schudden en te rammelen dat het een lieve lust was. De motor begint te draaien en om 5.15 uur tuffen we de haven van Alblasserdam uit. We hebben een lading tarwe en haver voor Bazel. Ondanks het gerammel en gerinkel dommelen we zo nu en dan weer in, totdat we opeens weer wakker schrikken. Nieske stormt met grote stappen door de kamer en roept tegen haar schoonvader: ”Brombeer, waarom laat je dien jongen niet liggen?” Hij heeft Giel namelijk uit zijn bed gesleept. We slapen weer even, als er om half zeven met veel lawaai geroepen wordt: ”Hallo, hallo luilappen, uit je bed!” Ik zeg verschrikt tegen Cor: ”We worden geroepen,” maar het blijkt dat vader Hooglander Nieske zachtzinnig wekt. Om zeven uur staan we op en we zijn reeds voorbij Gorcum, waar matroos Ad aan boord gekomen is. Vandaag is het niet zulk mooi weer, zodat we niet buiten kunnen zitten. In de stuurhut is het ook gezellig. ’s Middags om 15.00 uur komen we in Nijmegen aan, waar we ongeveer 2 uur liggen om olie te bunkeren. Nieske, Cor, Giel en ik gaan intussen nog even de stad in om boodschappen te doen. We varen weer verder en zijn om 19.05 uur in te Lobith, Tolkamer, waar we aan een groot winkelschip vastleggen.

’s Avonds gaan we nog met z’n vijven het stadje in, waar je overal kunt zien dat het oorlog geweest is.

Dinsdag, de tweede dag.

We kunnen hier niet vroeg wegvaren, want pas om 9 uur komt de douane aan boord. Om 9.55 uur komen we te Spijk waar we bezoek krijgen van de Engelsche en Duitsche douane, die ons gelukkig doorlaten. We passeren de kapotte spoorbrug te Spijk. Voor ons zien we de ruïnes van Emmerick.

12.00 uur passeren we de treurige resten van Rees. Hier is een mooie brug geweest, die nu echter in een hoop oud ijzer veranderd is. Er ligt een noodbrug.

14.30 uur varen we voorbij Wesel waarvan nog slechts ruïnes en twee kapotte bruggen te zien zijn.

Toch weer een dak ...19.00 uur komen we in Ruhrort waar we weer stoppen voor deze dag. De schepen liggen hier echt acht tot tien breed in de haven; Hollandse, Belgische, Franse en Zwitserse schepen. We liggen tussen de ‘Phonix’ uit Alblasserdam, (waarvan we de schipper niet kennen, hoewel wij ook Alblasserdammers zijn), en de Anna uit Haaften, dus ook allebei Vaderlanders. De brug van Ruhrort is kapot en het geheel geeft ons een droevig oorlogsbeeld. Alle huizen zijn verwoest of zwaar beschadigd en overal liggen veel gezonken schepen in de Rijn. Wij zijn nu eenmaal nieuwsgierig, dus willen we ook graag zien hoe het er op de wal uitziet. Om aan de kant te komen moeten we over een stuk of zeven schepen klauteren en daarna over de resten van de vroeger mooie brug van Ruhrort. ’t Is een brug met twee grote ronde torens. ’t Draagt alles nog de sporen van vroegere schoonheid, maar nu heeft de Krieg er zijn stempel op geslagen. We lopen anderhalf uur door Ruhrort en zien geen huis dat onbeschadigd is. Alle ramen zijn eruit. Sommige worden dicht gemetseld met stenen en in het midden maken ze dan een klein raampje. Veel huizen liggen van binnen nog vol puin. In die ruïnes zien we hier en daar mensen voor de openingen zitten, waar vroeger ramen in zaten. Voordat we aan boord komen zitten we op een bank zonder leuning en met een kapotte zitting, bij de resten van het verkoolde Beursgebouw. Je kunt zien dat het een mooi groot gebouw is geweest, maar nu is het helemaal ingestort en uitgebrand. Boven de ingang staat te lezen:

Kein Sturm, kein Ungewitter,
Kein Feind, Kein Trug, kein List,
Kann dieses Haus erschüttern,
Wenn Gott der Schützherr ist.

Het mooie gebouw is nu echter ganz erschüttert. Voor het gebouw liggen nog de resten van een voorover gevallen standbeeld. We komen drie jonge mannen tegen, die maar één been hebben en met krukken lopen. De mensen zien er over het algemeen nog goed gekleed uit, maar hongerig en mager.

Woensdag, de derde dag.

de haven van Duisburg in 1946’s Morgens om 5.55 uur worden we wakker door het geronk van de motor. We gaan alweer de haven uit. De zon staat als een ronde bal onder de noodbrug. ’t Is een treurig gezicht, al die verwoeste gebouwen. Van de stad Duisburg is ongeveer niets meer te zien. Hier staat een grote fabriek: de hoogovens en de Duisburger Kupferhütte, waarvan ook alles kapot is. We varen langs veel grote fabrieken, waar alles de sporen van den oorlog draagt. Als we dertig fabrieksschoorstenen om ons heen zien, roken er hoogstens drie of vier. De rest is door de bombardementen buiten werking gesteld. Bij Duisburg liggen twee kapotte bruggen in de Rijn, waardoor er een zeer sterke stroom staat. De Anna uit Haaften, die in Ruhrort naast ons lag, kan er niet tegen op en moet door een sleepboot getrokken worden, maar ons paardje trekt het zelf. Bij Krefelt ligt weer een kapotte brug in de rivier met slechts een smalle doorgang om doorheen te varen. We zien hier overal gezonken lichters in de Rijn. Sommige zijn al half op de kant getrokken en er zitten er ook nog onder water die helemaal niet te zien zijn. Bij Kaisersweert tel ik 10 schoorstenen van gezonken sleepboten en een gezonken passagiersboot. Als je dit alles ziet krijg je er pas een idee van wat de oorlog nagelaten heeft.

9.45 uur zien we voor ons Düsseldorf, met z’n scheve toren. In wekelijkheid is hij niet scheef, maar je zou zó stellig zeggen dat er een knak in zit. Op het eerste gezicht zou je zeggen: ”de stad ziet er nog al aardig goed uit,” maar goed bekeken zie je toch dat er overal stukken af zijn. De tanden van de Krieg staan overal in. Hier is een scheepjesbrug.
10.50 uur passeren we twee kapotte bruggen bij Hamme. Op deze spoorbrug is een trein met soldaten in de lucht gevlogen. Een uitgebrande wagon hangt nog op een stuk brug half in het water.
12.55 uur gaan we langs Reizholz. Hier staat een grote fabriek van Persil-Henco-Ata. Alles is flink beschadigd.
16.00 uur varen we langs de grote aspirinefabriek van Bayer.
17.00 uur zijn we te Mühlheim.’t Zijn allemaal ruïnes, stukken en brokken muur, wat er te zien is. De kapotte brug ligt in de rivier. Er staat hier een geweldige stroom en we staan allemaal in spanning of we het zullen halen. Een sleepboot komt al op ons af om ons zo nodig een handje te helpen. De Terra Nova laat zich echter niet kennen en al gaat het ook moeizaam: hij komt er zelf door.
Keulen, 194617.30 uur varen we te Keulen tegen de kant. We kunnen hier niet verder, want door de kapotte brug mogen alleen ‘s morgens maar opgaande schepen en ’s avonds afgaande passeren.
Nauwelijks liggen we tegen de kant of een stroom van Tauschers wil aan boord komen maar Peet stuurt ze eraf met de woorden: ”Hier wird nicht getauscht.” We liggen voor de kapotte brug. Er is hier een noodbrug gemaakt. Voor ons liggen vier Hollandse sleepboten en twee motorschepen. Op al die schepen zie je mannen, vrouwen en kinderen met tassen, om spullen te ruilen voor eten. We hebben hier de klok een uur vooruit gezet, want Duitschland heeft zomertijd.
19.45 uur zijn we aan de wal gegaan. Alles wat je om je heen ziet zijn ruïnes en nog eens ruïnes. Zoiets moet je werkelijk zien om je in te kunnen denken, hoe erg of het is. Op sommige plekken konden we slechts over een smal paadje over bergen puin lopen. Andere straten zijn opgeruimd, maar daar ligt het puin op bergen opgestapeld op de trottoirs. Uit de brokstukken muur zie je hier en daar, net boven de grond, een kachelpijp steken. Dat is een bewijs dat er mensen onder in de kelders wonen. De mensen lopen hier met bedrukte gezichten rond, zo echt de moed eruit. Je komt hier echt onder de indruk van al die ellende. Heus, we durfden zelf ook niet meer te lachen, want dan kreeg je de indruk dat de mensen zouden denken dat je ze uitlachte. Een Duitse dame vertelde ons dat bij de eerste aanval vreselijk veel mensen om het leven zijn gekomen. Het was er zo vreselijk geweest. De bunkers waren slecht en er zijn in Keulen millioenen mensen omgekomen. Toen we weer aan boord gingen om 22.15 uur zagen we langs de haven een jongetje van acht jaar met een houten been. “Ook van de Krieg” vertelde zijn zusje. Deze dag is het prachtig warm weer geweest.

Donderdag, de vierde dag.

Overzichtskaartje van deze reisOm 5.25 uur varen we weer door de noodbrug van Keulen. Ruim een half uur gaan we langs niets anders dan puinhopen. De Keulse Dom steekt nog prachtig boven de stad uit met zijn twee geweldige torens. ’s Morgens om kwart over zes slaat de motor weer aan, om onze reis voort te zetten. De kerk is wel zwaar beschadigd, maar het geheel is toch mooi bewaard gebleven. Bij Keulen liggen acht kapotte bruggen. Als je dit alles leest zou je zo onwillekeurig den indruk krijgen, dat we allemaal zo maar somber naar al die oorlogsellende zitten te kijken. Dit is toch heus niet het geval. Het is wel heel erg, als je dit alles ziet, maar aan de andere kant is de stemming bij ons aan boord steeds erg gezellig. Wij, als hulpen in de huishouding, hebben natuurlijk ons werk ’s morgens met aardappels schillen en wat er meer bij behoort. Nieske zorgt dat er steeds weer wat lekkers op tafel komt. Vader Hooglander en Peet hebben de zorg voor stuur en motor enz. en Giel, onze machinist, laat ons zo nu en dan lachen om zijn hoogdravende fantasieën en uitvallen. En dan Ad niet te vergeten, die we maar heel weinig zien. ‘k Geloof dat hij veel ondergedoken zit in het schip. Zo nu en dan zien we hem met een verfpotje of een teerkwast om een hoek. Hij zorgt dat het schip er onberispelijk uitziet. ’s Morgens om zes uur worden we soms al wakker van de spatten die we in ons gezicht krijgen. Hij is dan boven ons al druk aan het boenen en gieten dat het een lust is. ‘k Heb nooit geweten dat een schipper zo netjes op zijn schip is. Als we bij voorbeeld een vuilblik buiten boord leeggooien, kijkt vader Hooglander al schuin of er toch geen stofje of schilletje in het gangboord komt, want dan krijgen we een tik op onze vingers. Ik geloof dat als er een stofje zou vallen, dat we het met een stofdoek moeten weghalen. (Niet boos worden hoor vader Hooglander als u dit leest. Het is maar een grapje. Of misschien vindt u mijn verhaaltje wel veel te saai om het te lezen) Kortom, er heerst een gezellige sfeer in keuken en stuurhut.
9.30 uur zien we al duidelijk de bergen voor ons. Het doet je werkelijk goed na al dat puin en nog eens puin, weer eens mooie natuur te zien.
10.30 uur passeren we Bonn. Alles is hier kapot en ausgebombt. De brug ligt in de Rijn en langs de hele oever zien we brokstukken en resten van mooie grote villa’s, die hier tussen zwaar geboomte prachtig langs de Rijn gestaan hebben, maar nu is alles kapot. ’t Weer is op het ogenblik niet gunstig, want het onweert en het regent, maar in de stuurhut kunnen we toch de mooie bergen bekijken, aan beide kanten van de rivier.
12.00 uur. Bij Königswinter breekt de zon door.
Brug Remagen 194613.15 uur gaan we door de kapotte brug van Remagen.
Deze brug kwam onbeschadigd in de handen van de Amies. Een paar dagen later zagen de Duitsers echter toch nog kans hem in de lucht te laten vliegen. Aan het begin der brug staat een gedenkplaat met namen van de Engelsen die daar vielen. We varen door de kapotte brug van Neuwied.
17.55 uur. Hier zijn we weer voor een verwoeste brug; bij Urmitz. De stroom is hier zo sterk dat we bijna niet zien kunnen dat het schip vooruit gaat, ondanks het feit dat de motor zwaar overbelast is. Maar de Terra Nova is voor geen klein geruchtje vervaard. Even spanning … en dan … is hij er door. We varen nu tussen prachtige bergen door, langs mooie dorpen, met bijna allemaal witte huizen en schilderachtige kerken, die buitengewoon mooi afsteken tegen de donkere hellingen.
In de verte zien we hoge bergen als wolkbanken tegen de lucht.
Schipbrug tussen Koblenz en Ehrenbreitstein19.05 uur zijn we te Koblenz. Deze stad ligt prachtig op een hoek tussen Moezel en Rijn. Precies op de hoek heeft het Kaiser Wilhelm Denkmal gestaan. Van ruiter en paard is thans echter niet veel meer te zien. Van Koblenz is niets meer over dan ruïnes. Tegenover ons ligt het geweldige fort Ehrenbreitstein, schilderachtig gebouwd van onder tot boven onder de struiken, langs de helling van een berg. Hier en daar zijn van de dikke muren van het fort stukken weg geschoten. Er staat hier overal veel stroom.
Juist voor ons gaan drie lichters door de brug, getrokken door vier sleepboten, waar wij anderhalf uur op hebben liggen wachten. De bergen, langs de Rijn, zijn hier schilderachtig mooi. Tussen donkere struiken zien we hier en daar mooie witte villa’s tegen de berghellingen, veel oude ruïnes en weer gerestaureerde burchten, dan weer mooie gele, bruine of grijze rotsblokken, velden met graan en veel wijngaarden. De dorpjes tegen de berghellingen, met allemaal witte, gele en roze huizen en kerken, half verscholen tussen donkergroene struiken, zien er op een afstand prachtig uit.
Om 20.30 uur gaan we door de brug van Koblenz. We hangen over de kop van het schip te kijken naar de grote golven die langs ons gaan. We hebben een prachtig zicht op Pfaffendorf. Dit alles lijkt buitengewoon mooi doordat de avondzon er op schijnt. Voor ons zien we als een grijze nevel de hoge bergen.
Tussen die sprookjesachtig mooie natuur tel je zo vijf schepen die half boven water uit steken Alles draagt de sporen van de Krieg.
20.40 uur varen we door de kapotte brug van Pfaffendorf. Het zijn allemaal mooie bruggen geweest met ronde bogen eronder, maar nu zijn ze vreselijk gehavend.
21.30 uur stoppen we te Oberlahnstein.
Vandaag hebben we weer genoeg gedaan. Het is vanmiddag prachtig warm weer geworden en we hebben de hele middag en avond buiten doorgebracht in onze ligstoelen of liever gezegd, de luie bakken, zoals Peet ze noemde. Ook vader Hooglander vroeg smalend toen we ze aan boord brachten: “Wat moeten jonge mensen daarmee doen?” ’t Mooiste is echter dat, als onze luie bakken eens even onbeheerd staan, wij vader H. of Peet er in zien duiken. Wij vinden dit wel fijn want dan komen wij weer zo’n beetje aan onze eer. De motor is op het laatst een beetje raar gaan doen en bleek niet helemaal in orde te zijn, waardoor Peet tot ’s nachts twee uur gewerkt heeft zodat het euvel weer opgelost is.

Vrijdag, de vijfde dag.

’s Morgens kunnen we niet vroeg varen omdat het mistig is.
Om 7.30 uur tuffen we weer verder.
Terra Nova in het middelgebergte9.15 uur zien we Boppard voor ons liggen, juist in een scherpe bocht van de Rijn. Het stadje ligt prachtig tussen de hoge bergen.
9.50 uur varen we voorbij Salzig. Op één van de huizen staat met grote witte letters: ”Achtung Deutsche Soldaten, kommt herüber, ihr wird gut behandeld.” Hier zaten de Fransen aan de ene kant en de Duitsers aan de andere. De Fransen schreven toen het zo juist genoemde op de muur om de Duitsers te bewegen over de Rijn te komen, wat ook ten gevolge had dat velen overstaken. De Rijn kronkelt hier prachtig tussen de bergen door. Voor, naast en achter ons liggen overal hoge bergen met hier en daar een dorp aan de voet ervan. Op sommige plaatsen liggen dichtbegroeide eilanden midden in de rivier.
10.50 uur gaan we langs Ehrental. Dit is een eilandje in de Rijn. Hier komt Nagelschmidt, de palingvisser aan boord en brengt ons 10 pond dikke paling. Deze man is een paar reizen terug door de Hooglanders uit het water opgepikt. Zijn bootje was toen omgeslagen en hij had anderhalf uur in het water rond gedreven op een boei. Nu zorgt hij, uit erkentelijkheid, dat ze, telkens als ze langs komen, een partijtje heerlijke dikke paling krijgen. We varen weer verder en zien links van ons de ruïnes van de burchten Katz en Maus en rechts de ruïne Rheinfels. Veel huizen zijn hier wit en geel gepleisterd met van boven bruine latten over de muur.
11.25 uur komt te St. Goar een loods aan boord, die het stuur overneemt.
11.30 uur. Voor ons ligt de Loreley, een steile rots in de Rijn. Hier maakt de Rijn een scherpe bocht zodat we midden tussen de bergen zitten. Er is een tunnel in de Loreley gemaakt voor de trein.
12.10 uur gaan we langs Oberwesel. Daarachter op een berg ligt die Schönburg.
13.00 uur. Voor ons zien we die Pfalz. Dit reusachtige slot ligt op een rots in de Rijn en is in het jaar 33 door roofridders gebouwd1). In de verte lijkt het precies een groot oorlogsschip. Boven op de berg staat een groot Bacchus beeld. Bij Caub gaat de eerste loods van boord en een tweede komt in zijn plaats. Hij vertelt ons dat er 150 soldaten uit Caub zijn gevallen in de oorlog.
De bezettingszones in Duitsland na 194513.20 uur. Hier begint bij Bacharach de Amerikaanse zone. Eerst waren we in de Engelse zone, toen in de Franse en nu in de Amerikaanse.
13.55 uur. Links van ons ligt op een berg de ruïne Nollich en rechts de ruïne Fürstenberg. Hier varen we langs bergen van 1000 mtr. hoog. De stroom is hier zo sterk dat we ongeveer 3 km. per uur varen. We gaan voorbij Burg Schooneck, een sprookjeshuis gelegen tegen de berghelling. Siegfried en de draak, Roodkapje en andere sprookjes zijn hier in rotsblokken uitgehouwen.
15.05 uur: Falkenburg en Reichenstein, twee prachtige burchten.
15.40 uur: De Leister, een grote rots, steekt boven het water uit.
15.45 uur. Mooi gezicht op de Bingerbrücke, die ook erg beschadigd is. Hier staat bij Bingen de Muizentoren op een eilandje in de Rijn. Het Bingerloch is slechts een opening van 28 meter waardoor er een geweldig sterke stroom staat. Bij Bingen gaat onze tweede loods van boord en varen onze schippers weer zelf.
16.10 uur. We zijn tegenover de uitmonding van de Nahe. Ook hier ligt weer een kapotte brug. Voorbij Bingen zijn de bergen niet meer zo dicht bij de Rijn, maar hier heb je prachtige vergezichten. Op de achtergrond zien we bergen en langs de rivier kleurige dorpen en stadjes.
18.55 uur, gaan we langs Wiesbaden waar een slot van koningin Emma staat. Van de mooie stad Mainz zien we nog slechts ruïnes en verwoeste huizen. Alles is er stuk en ausgebombt. Drie bruggen zijn er vernield. Ook Kastel oogt treurig, allemaal stukken en brokken.
19.30 uur: Varen we langs de mond van de Main. Deze avond hebben we tot 22.00 uur doorgevaren en zijn even voorbij Nierstein voor anker gegaan. De hele dag was het zonnig en warm en we hebben volop genoten van de zon, de prachtige natuur en van onze luie bakken.

1) Noot van de redactie: hier vergist Leentje zich. De Palts (Pfalz) is gebouwd vanaf 1327 door Koning Ludwig van Beieren. (Terug naar de tekst) .

Zaterdag, de zesde dag.

‘s Morgens om 5 uur staat onze schipper al weer aan het roer en varen we verder. Wat we de eerste uren voorbij varen ontgaat ons helaas, want voor 7 uur zijn wij nog niet te spreken.
8.30 uur. We passeren Worms, de Lutherstad. De grote kerk steekt machtig boven alles uit. Dit stadje is ook erg beschadigd en twee bruggen liggen in de Rijn.
'Trümmerfrauen'10.10 uur zijn we zijn bij Mannheim. Hier heeft Tommy ook geducht huisgehouden en van de vroeger prachtige stad is niet veel meer dan een puinhoop overgebleven. De zware kademuren zitten vol met schietgaten. ’t Is allemaal misère wat je ziet. De bruggen zijn kapot en alles is gewoon lam geslagen. Hier komt een loods aan boord. Deze man is een Hollander van 68 jaar, die al 15 jaar in Duitschland woont.
Tot één uur hebben we daar gelegen en gingen toen weer weiter.
We zien nu geen bergen meer langs de Rijn.
17.45 uur. Er staat een monument aan de Rijn op de plaats waar de Fransen overtrokken.
17.55 uur. Hier begint de Siegfriedlinie, waarvan we overal langs de oever de kapotte bunkers zien. Onze loods vertelt dat er in totaal 27.000 bunkers staan.
18.00 uur. We zien eerst de kapotte brug van Speyer, dan van Germersheim. Er zitten hier zo vreselijk veel muggen onder de bomen dat we van de voor anker liggende schepen rook zien opstijgen, om ze weg te jagen. Op de kant staan twee vissers met doeken over het hoofd. De één staat met een grote doek de muggen weg te jagen bij den ander. Op een gegeven ogenblik varen we hier vierbreed, met twee slepen en twee motorboten naast elkaar. Door de zuiging kan de één de ander niet voorbij komen. Vlak naast ons vaart de Alpina die het niet op wil geven, hoewel hij in zijn ongelijk staat. De Terra Nova en de Alpina botsen tegen elkaar, waardoor een scheldpartijtje ontstaat. Tenminste, de schipper van de Alpina maakt zich nogal druk maar Peet zegt niets en vader Hooglander lacht maar zo’n beetje. We varen nog een monument voorbij op de plaats waar de Fransen de Rijn overtrokken.

Om 22.00 uur stoppen we voor de kapotte brug van Maxau. Hier ligt nu een scheepjesbrug. Je wordt hier opgegeten door de muggen. Als Peet even aan de wal gaat om het schip vast te maken, kan hij bijna zijn handen niet meer zien, omdat ze zo vol met muggen zitten.

Zondag, de zevende dag.

’s Zondags zijn we daar gebleven. De zondagen gaan aan boord rustig voorbij ’s Morgens leest Peet een preek en ’s avonds zijn vader.’s Middags zoekt iedereen een rustig plekje voor zichzelf op.

Maandag, de achtste dag.

Om half zeven mogen we door de kapotte brug van Maxau. We varen nu steeds langs dichte bossen, met op gelijke afstand van elkaar bunkers. Aan de ene kant heb je Frankrijk en aan de andere kant Duitschland, onder Franse bezetting. Links zien we in de verte de bergen van het Zwarte Woud. We varen langs de uitmonding van de Sauer, waar we een groot verschil in kleur zien met het water van de Rijn doordat de laatste snel stroomt en de Sauer ongeveer stilstaat. Rechts van ons ligt de Maginotlinie.
21.30 uur. We varen de haven van Straatsburg in waar onze motor een pluimpje krijgt omdat hij weer zo zijn best heeft gedaan.

de Kathedraal van StraatsburgDinsdag, de negende dag.

’s Morgens regent het maar het weer knapte op en ’s middags gaan we de stad in. We gaan daar op de toren van de Cathedraal op; ik maar tot de helft maar de anderen helemaal naar boven. We hebben er een prachtig uitzicht op de stad en in de verte zien we de bergen van het Schwarzwald. In deze grote Cathedraal is een historische klok die den ontwerper zijn ogen heeft gekost.

Woensdag , de tiende dag.

Vandaag is het prachtig weer. ‘s Middags dwalen we weer door de stad .

Donderdag, de elfde dag.

Om kwart over twee beginnen ze ons te lichten en om half vijf gaan we weer varen. We hebben nu onze vierde loods aan boord. Na eerst door twee sluizen gegaan te zijn, varen we nu weer op de Rijn, op reis naar Bazel.
20.30 uur We stoppen precies bij een bunker van de Siegfriedlinie. Het water ruist met grote snelheid langs het schip en als je in bed ligt denk je soms dat het hard regent, zo’n leven maakt het. Je hoort duidelijk het grind langs het schip schuren.

Vrijdag, de twaalfde dag.

Schipbrug Breisach‘s Morgens om 4 uur begint alles al weer te schudden en te rinkelen: we varen al weer. De hele dag varen we met een gangetje van 4 kilometer per uur, terwijl we bij ons in Holland met dezelfde kracht 12,5 kilometer per uur afleggen. Rechts zien we steeds in de verte de Vogezen en links het Zwarte Woud.
18.30 uur. ‘s Avonds varen we door de scheepjesbrug van Breisach die naast de kapotte brug ligt. Door de geweldige stroom die hier staat, lijkt het wel een zee die tegen de scheepjes van de brug slaat. Breisach ligt prachtig op een berg vlakbij de Rijn. Ik geloof echter dat er op dit ogenblik geen enkel huis meer heel is. We varen tot 21.00 uur, zodat we vandaag 17 uur gevaren hebben waarin we 64 km. aflegden.

Zaterdag, de dertiende dag.

Voor vieren staat onze stuurman al weer achter het stuurrad en tuffen we weer verder.
10.00 uur. We varen door de zoveelste kapotte brug . De stroom is hier soms zo sterk, dat je denkt dat we stil liggen.
17.00 uur. We zitten in de Sluis van Kemp. Deze sluis is gemaakt om een waterval te omzeilen. Nadat we een poosje hebben liggen wachten totdat er nog een paar schepen in de sluis zijn, gaat de sluisdeur achter ons dicht en begint het water te stijgen. De sluismuur naast ons, die eerst hoog boven ons uitsteekt, wordt steeds lager. We gaan 18,5 m. omhoog. Voor den oorlog ging het water in deze sluis 21 m. omhoog, maar omdat de sluis op ’t ogenblik nog niet helemaal in orde is stijgt het water 18,5 m. Om 17.50 uur gaat de andere sluisdeur open en zien we de Zwitserse bergen voor ons. We varen nu een eind door een kanaal. Om 18.50 uur passeren we de Zwitserse grens. Een Duitse fabriek die dicht bij de grens staat is gebombardeerd, terwijl de Zwitserse fabrieken die er vlak bij staan er keurig uitzien. Hier is een drielandenpunt. De voorhaven van Bazel waar we op het ogenblik zijn heet Klein Hüningen. We hebben hier een prachtig uitzicht op Bazel. Op de voorgrond ligt een groene brug over de Rijn, waarachter een brug met ronde bogen. Achter die bruggen zien we de stad met hoge bergen op de achtergrond. ’s Avonds gaan we de stad in, waar het direct opvalt dat alles er zo keurig uitziet. Alles is er schitterend verlicht en in de winkels zie je de mooiste dingen. Eigenlijk een hard gezicht als je van alles zou willen kopen, maar je portemonaie laat het niet toe, omdat je maar een zeer beperkt aantal francs krijgt.

BazelZondag, de veertiende dag.

De hele dag is het gloeiend heet. ‘s Avonds is het nog zo heet in de keuken dat we pas om 22.15 uur gaan preeklezen.

Maandag, de vijftiende dag.

’s Morgens en ’s middags gaan we winkelen. Het in vandaag geweldig warm weer. Als we zitten te eten, loopt het zweet zo maar met straaltjes langs mijn gezicht. Het is heus voordelig voor de theepot, want je kopje is steeds bijgevuld. ’s Nachts onweert het een beetje en regent het hard.

Dinsdag , de zestiende dag.

’s Morgens om zes uur gaan we de deur al uit om met de trein van 7.07 naar de Pilatus te vertrekken. Het ritje met de trein is prachtig. Overal zien we bergen met mooie dorpen er tegen aan. De huizen zijn allemaal wit, geel of roze met roodbruine daken. Op verschillende plaatsen zijn tunnels door de bergen gemaakt. Door één tunnel rijden we een kwartier lang met de sneltrein, dat is dus een heel eind. Om ongeveer 10.00 uur zijn we in Luzern. Deze stad ligt prachtig aan de Vierwaldstätter See, met hoge bergen op de achtergrond. Op het meer varen grote witte stoomboten. Met de trein gaan we weer verder, langs de Vierwaldstätter See naar Alpnachstadt, dat aan de voet van de Pilatus ligt. In een tandradbaan rijden we een half uur lang, soms steil naar boven. Op de bergweiden langs de helling zien we bruine Alpenkoeien, allemaal met een bel onder de kop. Boven op de berg staat het restaurant Pilatus Kulm. Boven gekomen klauteren we naar het hoogste punt, 2132 meter hoog.
TandradspoorWe hebben daar een schitterend uitzicht op Luzern, dat als een speelgoedstadje aan het meer ligt. Om ons heen zien we overal hoge bergen, steile rotsen en diepe dalen. Ver beneden ons zien we vliegtuigen gaan. We kunnen er ook heel goed de sneeuwtoppen van het Berner Oberland zien. Buitengewoon mooi is ook het gezicht op het wolkendek, dat ver beneden ons hangt en waar de zon op schijnt. Boven zweven er veel zwarte vogels om ons heen, ongeveer zo groot als een kraai. Ze zijn zo tam dat ze bijna brood eten uit onze hand. Later komen er jammerlijk veel wolken en zitten we dikwijls in de mist. Tegen de avond worden onze handen stijf van de kou en we vinden het fijn om even in het kantoortje van de tandradbaan bij de verwarming te zitten. Later horen we van vader Hooglander dat het die dag beneden behoorlijk warm is geweest. De trein brengt ons die avond weer terug naar Bazel en om negen uur zijn we weer aan boord. Met zes personen kostte dit ritje vanuit Bazel 19.50 fr.

Woensdag, de zeventiende dag.

’s Morgens winkelen we in Bazel en verder blijven we de hele dag op de Terra Nova .

Donderdag, de achtiende dag.

‘s Morgens om 5 uur vertrekken we weer uit Bazel en we zitten om kwart over zes al weer in de sluis van Kemp. We komen om 11.40 uur in Straatsburg aan. Hetzelfde stuk waar we de vorige week nog 31 uur over deden, varen we nu in 4,15 uur. Nu varen we met een kracht van 150 PK, terwijl we opvarend met 200 PK voeren. ’s Middags gaan we nog even de stad in. ’s Avonds varen we alweer door de sluis zodat we nu weer startklaar op de Rijn liggen.

Vrijdag , de negentiende dag.

Om vier uur vertrekken we weer met een loods aan boord en varen door tot we’s avonds in Bingen stoppen. We gaan daar met z’n vijven de stad in . Bingen is een mooi stadje geweest, met bergen er achter. Nu zie je overal bomsporen. Op de brug over de Nahe staan we nog een poosje te genieten van de prachtige avond. De maan schijnt helder en het is prachtig weer. Om aan boord te komen moeten we over de resten klauteren van de gesprongen Bingerbrücke.

Zaterdag, de twintigste dag.

’s Morgens gaan we druk aan het werk. Nieske doet de was en wij nemen stof af. Al vroeg zijn we bij de palingvisser, die met zijn vrouw aan boord komt en met ons meevaart tot Wesselingen. Hij zorgt, evenals op de heenreis, voor heerlijke dikke paling. Hij kan dat zo heerlijk klaarmaken dat ik geloof dat niemand hem daarin overtreft. Het is een ware delicatesse waar we tot woensdagmorgen van smullen. ‘s Middags komen we in Wesselingen, waar we hopen misschien een vracht bruinkolen te kunnen krijgen. ’s Avonds gaan we weer met z’n vijven aan de wal. Hier en daar is een huis kapot, maar alles ziet er nog tamelijk uit. In een rooms- katholieke kerk zingt een mannenkoor waar we naar staan te luisteren.

Maandag, de twee en twintigste dag.

We blijven in Wesselingen liggen wachten op een vracht bruinkolen.

Tauschers - ruilhandelarenDinsdag, de drie en twintigste dag.

Daar de bruinkolen te lang op zich lieten wachten, besluit onze scheepsraad hier niet langer te blijven en huiswaarts te varen. Reeds vroeg zijn we in Keulen, waar we niet verder kunnen, omdat pas ’s middags om twee uur de brug open gaat voor afgaande schepen. Als we tegen de wal liggen worden we overvallen door een stroom tauschers, zó hevig, dat de politie er aan te pas komt. Deze dag komen we tot Wesel.

Woensdag de vier en twintigste dag,

Morgens om kwart over zes slaat de motor weer aan, om onze reis voort te zetten. Eerst worden we gecontroleerd in Emmerick en daarna te Lobith. Om 17.00 uur liggen we weer in de haven van Alblasserdam, waarmee ons prettige reisje, dat we niet snel zullen vergeten, ten einde is.