Nog één sluis
Bij Bremen moeten we van de sluismeester in de sluis voor de beroepsvaart, want de kleine sluis is te smal. Uit de pilot hadden we anders begrepen, maar sluismeesters wil is wet en we schuiven aan. We passen nog net achter de Ida Irma en hebben 1 bolder ter beschikking. Daar kunnen we inmiddels wel mee overweg. |
|
|
De staaldraad ter bescherming van de drempel en sluisdeur zit vlak achter ons. Het blijft toch altijd spannend. Na de sluis zijn we weer op getijdenwater, met de geplande ebstroom natuurlijk. |
|
Een smûk plakje
Twee kilometer na de sluis is aan stuurboord het eerste haventje, dat van de WSV Weser de oudste jachtclub van de stad. Een knus, deels droogvallend haventje in de schaduw van het gigantische voetbalstadion van Werner Bremen en fraai omgeven door groen gebladerte. Droogvallen is voor ons geen probleem. Wel doen we de kraan van de motorkoeling en het spoelwater van het toilet dicht tegen de modder. We vinden er een prima plek aan de ‘drijvende’ steiger voor slechts 12 Euro per nacht inclusief stroom en douches in het bijbehorende clubhuis. Het is op loop afstand het centrum en toch heel rustig. |
De stad
Fietsend doen we een eerste verkenning van de boulevard en de stad. Op de boulevard wordt de Breminale opgebouwd. Een mix van wereld- en popmuziek, theater, bratwurst, tappa’s, bier en andere wereldse genoegens in kraampjes en circustenten. De festivalposter is een fraaie parodie op Grimms beroemde Bremer Muzikanten. |
|
|
De Bremer Muzikanten (sage)
Vier afgedankte, ter dood bestemde vluchtelingen treffen elkaar. Een overbodige ezel, een bejaarde jachthond, een nutteloze, want tandeloze kat en een voor de soep bestemde schreeuwlelijkerd van een haan. Samen trekken ze richting Bremen waar ze de kost willen gaan verdienen met muziek maken. Tegen de avond stuiten ze, moe en hongerig op een verlicht huis. De ezel kijkt naar binnen en ziet een gedekte tafel, hij gaat met zijn voorpoten op de vensterbank staan. De hond gaat op zijn rug en op hem klimt de kat, de haan vliegt naar boven en gaat op haar kop zitten. Binnen zitten een
aantal duistere snuiters. Het zijn rovers die hun buit tellen. De vier dieren beginnen te balken, blaffen, krijsen en kraaien. Een hels kabaal terwijl hun ogen oplichten door de gloed van het vuur binnen. De rovers denken spoken te horen en te zien en vluchten.
De vier muzikanten in spé gaan naar binnen en doen zich te goed aan het eten. Voldaan vallen ze in slaap. Maar in het donker van de nacht proberen de rovers weer naar binnen te sluipen. Opnieuw worden ze verjaagd door de in het rond trappende ezel, de bijtende hond, krabbende kat en pikkende haan. Dit verjaagt de rovers, die denken met monsters geesten en heksen van doen te hebben, voorgoed.
De vier vluchteling-muzikanten hebben zo hun plek gevonden en verlaten het huis nooit meer. (Zie hier, de vluchtelingen oorsprong van Bremen.) |
Grote Markt
De grote markt wordt aan de vier zijden omgeven door het met goud belegde Waaggebouw, het rijkelijk versierde Rathaus (een Unesco werelderfgoed), de Sint Petri Dom, en het supermoderne Bremer Loch (waar men zijn goudgeld kan spenderen). Naast het Rathaus staan de Bremer Muzikanten in brons en voor het BremerLoch een kunststof variant met een knipoog naar het verhalenboek. |
|
|
Midden op het open marktplein pronkt het reusachtige standbeeld van Roland. Een er naast staande bewonderaarster reikt net tot aan zijn knie. De meesten kijken omhoog, maar de sagen -zoeker ziet laag achter het hek, tussen Rolands voeten, haast onzichtbaar, de Lamme. |
Op het plein achter de grote markt is een groente- en fruitmarkt. We gaan hier voor de kersen. Eén kraam met wel héél veel verschillende soorten borstels valt op. Eén soort borsteltje voor champignons, ééntje voor groenten, één voor schoenen één voor in bad en nog veel meer soorten. Gemaakt van pauwenveren, paarden- of varkenshaar of koperdraad. Voor elk doel een aparte eigen borstel. Wij beperken ons tot ééntje voor de groenten, maar wel één met twee verschillende haarsoorten en dus hardheden. |
|
De stad Bremen is van oudsher een vrijplaats voor de handel en nog steeds een zelfstandig Bundesland, de mensen gedragen zich daarnaar. Vrijelijk kiezen voetgangers en fietsers hun weg door het verkeer, Amsterdam aan de Weser. Een groot verschil met het ‘punktliche’ Minden waar iedereen netjes op de stoep staat te wachten tot het licht op groen gaat. We voelen ons helemaal thuis in de straten waar ruim 100 jaar geleden Liesbeth’s grootmoeder liep. |
|
Verscholen tussen de vele kunstwerken op de gevels die Bremen sieren, zijn betekenisvolle details te vinden, die met het ontstaan van de stad samenhangen. Zoals menig bewonderaar van het standbeeld van Roland, de lamme over het hoofd zal zien, zo zal menigeen de 32 porseleinen klokken hoog boven de ontdekkingsreizigers in de Böttcherstrasse missen En ook de Glücksglucke in een boog van het raadhuis niet zien. |
|
Terug in de tijd
De volgende ochtend gaan we bijtijds naar de Schnoor, de oudste stadswijk. De oude smalle klinkersteegjes kronkelen tussen de scheef tegen elkaar hangende vakwerkhuizen door. Het is een doolhof van verscholen pleintjes, winkeltjes, ateliers, veel fraaie oude uithangborden, kunstwerken en gevelschilden. Hier loop je in de Middeleeuwen en als je vroeg genoeg bent, zonder andere éénentwintigste-eeuwers. |
|
In de Schnoor is het Haus der Geschichte. We krijgen een privé toneelvoorstelling over feiten, figuren en verhalen van het oude Bremen: de oorsprong van de vrije-status; de geschiedenis van Greetje Gottfried die met muizengifboter zo’n 15 familieleden en diverse echtgenoten vergiftigde; de van Amsterdam overgenomen cacaohandel (op slinkse wijze, volgens de verteller/toneelspeler); de ondiepe en daardoor, oh zo handige Hollandse fluitschepen; Heini Holtenbeen de arme sloeber die sigarenpeuken opnieuw rolde en verkocht. Alles wordt ons kleurrijk verteld en ‘live’ voorgeschoteld terwijl we van de ene naar de andere kamer in het huis worden geleid. |
|
De tijd vooruit
Op aanraden van de voorzitter van de watersportvereniging fietsen we langs de Weser noordwaarts, helemaal naar de nieuwe Europahaven. Een mix van de nieuwe Kop van Zuid en de IJburg. Indrukwekkend maar vooralsnog nogal leeg en doods.
|
|
Terug gaan we via het fraaie lang gerekte park dat op de plaats van de oude stadswal aan de noordzijde van het centrum is aangelegd. In een deel ervan is een prachtige groententuin en daar ontmoeten we Vera. Als een gordel sluit het park om het oude centrum van de stad.
Beladen met indrukken en boodschappen fietsen we het laatste stukje terug naar Oeral Thûs en Bakboord. |
|
Varen op getij
De volgende dag varen we met het getij de rivier verder af. Langs de Breminale en onder de Kaiser Wilhelmbrucke door. De pas onlangs uit de Weser opgeviste oude leeuwenkoppen staan naast in plaats van op de brug. De rivier wordt breder en als we ook de industrie van het ‘land’ Bremen achter ons laten wordt ze steeds fraaier.
Het gaat snel en sneller dan we dachten zien wij aan bakboord de ingang naar de Hunte. Het sperrwerk bij de ingang staat open. |
|